2.1.Na kennisneming van het dossier en gelet op het feit dat de overdracht van verzoeker aan Denemarken gepland staat voor 11 april 2022, om 9:40 uur, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
Waar gaat deze zaak over?
3. Verzoeker stelt geboren te zijn op [geboortedag] 1992 en in het bezit te zijn van de Syrische nationaliteit. Zijn asielaanvraag is door verweerder niet in behandeling genomen, omdat Denemarken verantwoordelijk is.Dit staat in rechte vast.
4. Bij brief van 4 februari 2022 heeft verweerder de Deense autoriteiten gemeld dat de overdracht van verzoeker niet kan plaatsvinden binnen de gestelde termijn van zes maanden, omdat verzoeker is ondergedoken. Verweerder heeft met deze brief de termijn verlengd tot een periode van in totaal 18 maanden.
Wat zijn de standpunten van partijen?
5. Verzoeker stelt dat verweerder hem niet kan overdragen aan Denemarken, omdat de overdrachtstermijn is verstreken. Hij stelt dat verweerder de overdrachtstermijn onterecht heeft verlengd, omdat hij niet was ondergedoken. Verweerder dient zijn asielaanvraag in behandeling te nemen.
6. Verweerder stelt primair dat de brief van 4 februari 2022 geen besluit is waartegen verzoeker een rechtsmiddel kan instellen. Subsidiair stelt verweerder dat in het geval er wel sprake is van een besluit, verzoeker is ondergedoken en de overdrachtstermijn terecht is verlengd.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
7. Partijen zijn verdeeld over de juridische grondslag en kwalificaties van dit geval. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voor de beoordeling van deze geschilpunten deze voorlopige voorziening zich niet leent en dat er beperkte tijd is om deze voorziening te beoordelen. Daarom beperkt de voorzieningenrechter zich tot een belangenafweging.
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat een afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening betekent dat verzoeker wordt overgedragen aan Denemarken, terwijl niet is uit te sluiten dat de overdrachtstermijn is verlopen. In dat geval zou de geplande overdracht onterecht zijn. Met de toewijzing van het verzoek zou de geplande overdracht geannuleerd moeten worden, wat achteraf gezien misschien onterecht zou kunnen zijn. In het verlengde van dit laatste is echter relevant dat verweerder met de brief van 4 februari 2022 stelt dat de overdrachtstermijn is verlengd tot een periode van in totaal 18 maanden. Dit betekent dat als verweerders standpunt juist is, hij nog voldoende tijd heeft om de overdracht van verzoeker aan Denemarken te realiseren. Toewijzing van de voorlopige voorziening brengt dus geen verandering in de situatie van verweerder, terwijl afwijzing van de voorlopige voorziening mogelijk tot gevolg heeft dat verzoeker onterecht wordt overgedragen aan Denemarken. De voorzieningenrechter kent daarom doorslaggevend gewicht toe aan de belangen van verzoeker.
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe, in die zin dat verzoeker niet aan de Deense autoriteiten wordt overgedragen totdat op het beroep is beslist.
10. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die verzoeker heeft gemaakt.De voorzieningenrechter stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 759,- (1 punt voor het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).