ECLI:NL:RBDHA:2022:14872

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
NL22.3581
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake overdracht aan Denemarken met betrekking tot asielaanvraag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Syrische nationaliteit houder, heeft tegen de verlenging van de overdrachtstermijn aan Denemarken beroep ingesteld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had op 4 februari 2022 aan Denemarken medegedeeld dat de overdrachtstermijn was verlengd tot 18 maanden, omdat verzoeker ondergedoken zou zijn. Verzoeker betwist deze verlenging en stelt dat zijn asielaanvraag door verweerder in behandeling genomen moet worden.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de overdracht van verzoeker aan Denemarken gepland stond voor 11 april 2022. Gezien de omstandigheden en de mogelijkheid dat de overdrachtstermijn is verstreken, heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit betekent dat verzoeker niet aan de Deense autoriteiten mag worden overgedragen totdat er op het beroep is beslist. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de kosten die verzoeker heeft gemaakt door verweerder vergoed moeten worden, vastgesteld op € 759,-.

De uitspraak is gedaan zonder dat partijen op zitting zijn verschenen, omdat de voorzieningenrechter van mening was dat onverwijlde spoed vereist was. De beslissing is aan partijen telefonisch medegedeeld en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.3581

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker,

v-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. I.E. Lemmers).

Procesverloop

Bij brief van 4 februari 2022 (de brief) heeft verweerder aan Denemarken medegedeeld dat de overdrachtstermijn is verlengd tot een periode van 18 maanden.
Verzoeker heeft tegen deze brief beroep (NL22.3580) ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

Spoedeisend belang
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in het bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter kan uitspraak doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op zitting te verschijnen, indien onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad. [1]
2.1.
Na kennisneming van het dossier en gelet op het feit dat de overdracht van verzoeker aan Denemarken gepland staat voor 11 april 2022, om 9:40 uur, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
Waar gaat deze zaak over?
3. Verzoeker stelt geboren te zijn op [geboortedag] 1992 en in het bezit te zijn van de Syrische nationaliteit. Zijn asielaanvraag is door verweerder niet in behandeling genomen, omdat Denemarken verantwoordelijk is. [2] Dit staat in rechte vast.
4. Bij brief van 4 februari 2022 heeft verweerder de Deense autoriteiten gemeld dat de overdracht van verzoeker niet kan plaatsvinden binnen de gestelde termijn van zes maanden, omdat verzoeker is ondergedoken. Verweerder heeft met deze brief de termijn verlengd tot een periode van in totaal 18 maanden. [3]
Wat zijn de standpunten van partijen?
5. Verzoeker stelt dat verweerder hem niet kan overdragen aan Denemarken, omdat de overdrachtstermijn is verstreken. Hij stelt dat verweerder de overdrachtstermijn onterecht heeft verlengd, omdat hij niet was ondergedoken. Verweerder dient zijn asielaanvraag in behandeling te nemen.
6. Verweerder stelt primair dat de brief van 4 februari 2022 geen besluit is waartegen verzoeker een rechtsmiddel kan instellen. Subsidiair stelt verweerder dat in het geval er wel sprake is van een besluit, verzoeker is ondergedoken en de overdrachtstermijn terecht is verlengd.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
7. Partijen zijn verdeeld over de juridische grondslag en kwalificaties van dit geval. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voor de beoordeling van deze geschilpunten deze voorlopige voorziening zich niet leent en dat er beperkte tijd is om deze voorziening te beoordelen. Daarom beperkt de voorzieningenrechter zich tot een belangenafweging.
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat een afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening betekent dat verzoeker wordt overgedragen aan Denemarken, terwijl niet is uit te sluiten dat de overdrachtstermijn is verlopen. In dat geval zou de geplande overdracht onterecht zijn. Met de toewijzing van het verzoek zou de geplande overdracht geannuleerd moeten worden, wat achteraf gezien misschien onterecht zou kunnen zijn. In het verlengde van dit laatste is echter relevant dat verweerder met de brief van 4 februari 2022 stelt dat de overdrachtstermijn is verlengd tot een periode van in totaal 18 maanden. Dit betekent dat als verweerders standpunt juist is, hij nog voldoende tijd heeft om de overdracht van verzoeker aan Denemarken te realiseren. Toewijzing van de voorlopige voorziening brengt dus geen verandering in de situatie van verweerder, terwijl afwijzing van de voorlopige voorziening mogelijk tot gevolg heeft dat verzoeker onterecht wordt overgedragen aan Denemarken. De voorzieningenrechter kent daarom doorslaggevend gewicht toe aan de belangen van verzoeker.
Wat is de conclusie?
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe, in die zin dat verzoeker niet aan de Deense autoriteiten wordt overgedragen totdat op het beroep is beslist.
10. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die verzoeker heeft gemaakt. [4] De voorzieningenrechter stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 759,- (1 punt voor het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- verbiedt verweerder verzoeker over te dragen aan Denemarken totdat op het beroep is beslist;
- veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier.
De beslissing is op 8 april 2022 aan partijen telefonisch medegedeeld. De uitspraak is verder bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:83, vierde lid, van de Awb.
2.Zie artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (de Vw 2000).
3.Zie artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening.
4.Zie artikel 8:84, vijfde lid, en artikel 8:75, eerste lid, van de Awb.