Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[minderjarige], V-nummer: [V-nummer 3] (gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
Rechtbank Den Haag
Op 7 oktober 2022 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaken met de nummers NL22.16397 en NL22.16399. De verzoekers, een gezin met een minderjarige dochter, hebben een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen van de verzoekers niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van deze aanvragen.
De verzoekers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 september 2022 behandeld, waarbij de verzoekers zijn bijgestaan door hun gemachtigde, mr. G.J. Dijkman, en een tolk, V. Emechete. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. L. Verhaegh.
In de uitspraak van 7 oktober 2022 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat, gezien de uitspraak in de aanverwante zaken NL22.16396 en NL22.16398, er geen noodzaak meer is voor een voorlopige voorziening. De verzoeken om voorlopige voorziening zijn daarom afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van griffier mr. T.R. Oosterhoff - Vos, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.