ECLI:NL:RBDHA:2022:14922

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
NL22.16831
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens ongeloofwaardige identiteit, nationaliteit en herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 september 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S. Coenen, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd welke alternatieve vormen van informatievergaring waren onderzocht, gezien de psychische klachten van eiser die hem blijvend ongeschikt maakten om gehoord te worden. De rechtbank benadrukte dat het aan de vreemdeling is om zijn asielrelaas aannemelijk te maken, maar dat in dit geval de Staatssecretaris niet had voldaan aan de verplichting om alle redelijke inspanningen te verrichten om de asielmotieven van eiser te achterhalen. De rechtbank concludeerde dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser ongeloofwaardig waren geacht, wat leidde tot de afwijzing van de asielaanvraag. De rechtbank heeft verweerder in de proceskosten van eiser veroordeeld tot een bedrag van € 1.518,00.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.16831
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. S. Coenen),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Procesverloop

Bij besluit van 21 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast wordt aan eiser geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend. Aan eiser wordt voor de periode van 21 augustus 2022 tot 21 februari 2023 op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) uitstel van vertrek verleend.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 15 september 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen K. Lazar. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen, omdat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig zijn bevonden. Hieraan ligt ten grondslag dat eiser in verschillende landen verschillende aliassen heeft gebruikt, hierover verschillend heeft verklaard en hij geen documenten heeft overgelegd die zijn identiteit, nationaliteit en herkomst onderbouwen. Verweerder komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het asielrelaas. Tussen partijen staat vast dat de situatie van eiser inmiddels zo is dat hij blijvend niet kan worden gehoord.
2. Eiser voert aan dat verweerder meer onderzoek had moeten doen naar andere, passende vormen van informatievergaring. Verweerder heeft eiser slechts de gelegenheid geven zijn asielrelaas schriftelijk te onderbouwen. Uit Werkinstructie (WI) 2022/4 blijkt dat
verweerder op verschillende manieren onderzoek kan doen naar iemands identiteit, nationaliteit en herkomst. Dat eiser niet kan worden gehoord, betekent niet dat er geen taalanalyse of HIS-check1 mogelijk is. Eiser wijst verder op WI 2021/12 waarin staat dat als een vreemdeling niet kan worden gehoord het nodig is om gebruik te maken van alternatieve of aanvullende vormen van informatievergaring. Eiser wijst verder op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 26 augustus 20202. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder onvoldoende heeft onderzocht of op een andere manier informatie kon worden vergaard, alvorens op eisers aanvraag te beslissen. In ieder geval had verweerder het Bureau Medische Advisering (BMA) kunnen inschakelen om met eiser het asielrelaas te achterhalen. Volgens het bestreden besluit is onderzoek door het BMA, een taalanalyse en een HIS-check niet mogelijk of in dit geval niet nuttig. Eiser meent echter dat niet kan worden volstaan met het aanbod aan eiser om zijn asielrelaas schriftelijk in te dienen en hem vervolgens hierover vragen te stellen. Voorts blijkt uit WI 2021/12 dat verweerder redelijke inspanningen kenbaar moeten hebben verricht en dit blijkt niet uit het bestreden besluit.
3. De rechtbank overweegt dat het algemene uitgangspunt is dat het aan de vreemdeling is om zijn asielrelaas aannemelijk te maken en om aannemelijk te maken dat hij voor internationale bescherming in aanmerking komt. Uit de jurisprudentie van de ABRvS3 volgt dat onder omstandigheden van dit uitgangspunt moet worden afgeweken. Als een vreemdeling blijvend niet kan worden gehoord, kan verweerder hem aanbieden om zijn asielrelaas op een van de alternatieve manieren, zoals genoemd in WI 2021/12, aannemelijk te maken. Als de vreemdeling door zijn psychische situatie ook hiertoe niet in staat is, en evenmin zijn gemachtigde in staat is dit te doen, kan verweerder met dit aanbod niet volstaan. Verweerder moet dan onderzoek doen naar andere, passende vormen van informatievergaring. Uit WI 2021/12 volgt dat verweerder alle redelijke inspanningen kenbaar moet hebben verricht om de asielmotieven van de vreemdeling en de voor de beoordeling daarvan relevante gegevens op een alternatieve wijze te achterhalen. Pas nadat andere vormen van passende informatievergaring zijn verricht of uitgeput, kan worden beslist.
4. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser vanwege zijn psychische klachten sinds 2020 blijvend niet kan worden gehoord in het kader van de asielprocedure. Verweerder dient daarom onderzoek te doen naar andere passende vormen van informatievergaring. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd welke andere passende vormen van informatievergaring zijn onderzocht. Hoewel tussen partijen niet in geschil is dat het lijstje met vormen van informatievergaring, dat wordt genoemd op pagina 6 van WI 2021/12, voorbeelden bevat en niet uitputtend is, had het op de weg van verweerder gelegen om in het bestreden besluit te vermelden welke van deze vormen zijn bekeken en afgewogen. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat in de zaak van eiser alle vormen van informatievergaring, zoals genoemd in WI 2021/12, zijn onderzocht en heeft hij uitgelegd hoe dit in de besluitvorming is betrokken. Dit is echter niet in het bestreden besluit opgenomen. Gelet op deze gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd dat alle redelijke inspanningen kenbaar
1. HIS staat voor Herkomst Informatie Systeem
3 Zie de uitspraak van 23 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1632, en de uitspraak van 26 augustus 2020.
zijn verricht die in het gegeven geval gevraagd kunnen worden om de asielmotieven van eiser en de voor de beoordeling daarvan relevante gegevens op een alternatieve wijze te achterhalen. Deze beroepsgrond slaagt dan ook.
5. Het beroep is gelet op het voorgaande gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet echter aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten en overweegt daartoe het volgende.
6. Zoals hiervoor is overwogen bevat de lijst die wordt genoemd in WI 2021/12 voorbeelden van vormen van informatievergaring, maar is deze lijst niet uitputtend. Verweerder hoeft dus niet alle daar genoemde vormen te onderzoeken en kan ook andere manieren onderzoeken om informatie te vergaren. Ter zitting heeft verweerder per genoemd punt in WI 2021/12 uitgelegd waarom die vorm van informatievergaring in het geval van eiser niet is uitgevoerd. Over het gebruik van gehoren van familieleden heeft verweerder verklaard dat die gehoren er niet zijn. De medische informatie die in het dossier zit, heeft verweerder betrokken bij de besluitvorming, maar hieruit blijkt niet veel informatie over eisers identiteit, nationaliteit en herkomst. Verder heeft verweerder uitgelegd dat is uitgezocht dat een individueel ambtsbericht in Algerije niet mogelijk is. Verweerder heeft bij de besluitvorming gebruik gemaakt van de informatie van de Oostenrijkse autoriteiten. Ten slotte heeft verweerder uitgelegd dat getracht is via eisers gemachtigde vragen te stellen aan eiser. Alle genoemde vormen van informatievergaring zijn dus door verweerder onderzocht. Voorts heeft verweerder, naar aanleiding van wat in de zienswijze naar voren is gebracht, in het bestreden besluit uitgelegd waarom in het geval van eiser geen taalanalyse of HIS-check gebruikt kan worden ter vaststelling van eisers nationaliteit. Ter zitting is in aanvulling daarop door verweerder uitgelegd dat eiser heeft verklaard zowel in Algerije als in Palestina te hebben gewoond, zodat een HIS-check of taalanalyse geen uitsluitsel kan geven over zijn nationaliteit en/of herkomst. Ook los van de verklaringen van eiser over waar hij heeft gewoond, zegt een taalanalyse niets over de nationaliteit van eiser. Daarnaast is inschakeling van het BMA volgens verweerder niet mogelijk. Verweerder heeft naar aanleiding van de uitspraak van de ABRvS hierover navraag gedaan bij het BMA. Het BMA heeft aangegeven geen onderzoek te kunnen doen, zoals de ABRvS heeft aangenomen. De artsen bij het BMA zijn namelijk niet opgeleid om het asielrelaas van een vreemdeling of diens identiteit, nationaliteit en herkomst te achterhalen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder gelet op het voorgaande alle mogelijkheden heeft uitgeput om op andere wijze informatie te vergaren met betrekking tot eisers asielaanvraag. Verweerder heeft daarom terecht met inachtneming van alle verkregen informatie op eisers asielaanvraag beslist.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig heeft mogen achten. Hieraan ligt het volgende ten grondslag. Er hebben in 2018 en 2019 gehoren met eiser plaatsgevonden, te weten een aanmeldgehoor Dublin op 2 oktober 2018 en een eerste gehoor op 10 oktober 2019. Dit laatste gehoor heeft plaatsgevonden na een FMMU-advies van 24 juni 2019, waaruit blijkt dat er geen beperkingen zijn om eiser te horen. De rechtbank onderschrijft daarom het standpunt van verweerder dat de tijdens die gehoren afgegeven verklaringen gebruikt kunnen worden bij de beoordeling van de asielaanvraag. Niet in geschil is dat eiser tijdens die gehoren wisselend heeft verklaard over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst. Daarnaast blijkt uit de brief van de Oostenrijkse autoriteiten van 4 oktober 2018 dat eiser in Oostenrijk bekend is onder drie verschillende aliassen. Ook dit heeft verweerder aan de beoordeling van de asielaanvraag ten grondslag mogen leggen. Voorts heeft verweerder eiser bij brieven van
9 februari 2022 en 23 april 2022 de mogelijkheid geboden om zijn asielrelaas, waaronder zijn identiteit, nationaliteit en herkomst, schriftelijk naar voren te brengen. In reactie hierop heeft eiser in beide schriftelijke reacties van 9 maart 2022 en 12 juni 2022 wisselende verklaringen gegeven over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst. Concluderend overweegt de rechtbank dat uit de informatie die wel van eiser is verkregen verschillende gegevens over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst naar voren komen. Eiser heeft verder geen documenten overgelegd die zijn identiteit, nationaliteit en herkomst onderbouwen.
Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat verweerder eisers identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig heeft mogen achten. De beroepsgronden die hierover gaan, slagen daarom niet.
8. Nu eisers identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig is geacht, is verweerder terecht niet toegekomen aan de inhoudelijke beoordeling van het asielrelaas. De aanvraag is daarom terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
9. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,00 en een
wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 september 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.