ECLI:NL:RBDHA:2022:14959

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
21_4890
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen terugvordering Tozo-uitkering wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ondernemer, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 15 maart 2021, waarbij een bedrag van € 3.177,09 aan Tozo-uitkering werd teruggevorderd. Het college verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk, omdat dit niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 22 december 2022 behandeld. Eiser was aanwezig, maar de verweerder was afwezig. De rechtbank overwoog dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift begint op de dag na verzending van het besluit. In dit geval eindigde de termijn op 26 april 2021, maar eiser diende zijn bezwaarschrift pas op 16 mei 2021 in, wat te laat was.

Eiser voerde aan dat hij door omstandigheden, zoals het genereren van inkomsten en een openstaande schuld bij zijn boekhouder, niet tijdig kon reageren. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in staat was om binnen de termijn bezwaar te maken. De rechtbank concludeerde dat de termijnoverschrijding voor rekening en risico van eiser kwam, en dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4890

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 december 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: D.L. Swart).

Procesverloop

Bij besluit van 15 maart 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aan eiser over de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 betaalde uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) van eiser teruggevorderd, zijnde een bedrag van € 3.177,09.
Bij besluit van 7 juni 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 december 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser niet binnen de termijn van 6 weken bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit. Er zijn volgens verweerder geen redenen om deze termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
2. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. Deze termijn begint op de dag nadat het besluit is toegezonden. Dit volgt uit artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn door verweerder is ontvangen.
4. Als een bezwaarschrift te laat wordt ingediend, moet het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig indienen van het bezwaarschrift betrokkene niet is toe te rekenen. Dan laat verweerder op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring als gevolg van die te late indiening achterwege.
5. Vaststaat dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen het primaire besluit van 15 maart 2021 eindigde op 26 april 2021. Eiser heeft pas op 16 mei 2021 een bezwaarschrift ingediend. Het bezwaarschrift is dus te laat ingediend.
6. Eiser voert aan dat hij de gevraagde gegevens niet op tijd heeft kunnen aanleveren omdat hij juist weer bezig was om inkomsten te genereren. Volgens eiser staat vast hij geen inkomsten had en dat hij aan de voorwaarden voldoet om een Tozo-uitkering toegekend te krijgen.
7. Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat zijn boekhouder het bezwaar voor hem heeft ingediend en dat hij dat wegens vakantie te laat heeft gedaan. In het bezwaarschrift is vermeld dat eiser niet tijdig heeft kunnen reageren wegens een openstaande schuld bij het administratiekantoor. Wat daar ook van zij, de rechtbank is met verweerder van oordeel dat wat eiser heeft aangevoerd niet leidt tot de conclusie dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat was om binnen zes weken na het primaire besluit bezwaar te maken. Voor zover zijn boekhouder dit niet tijdig namens hem heeft gedaan komt dat voor eisers rekening en risico. Dit betekent dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.