ECLI:NL:RBDHA:2022:14966
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. E.H. Bokhorst, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat België volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 11 oktober 2022 zijn beide partijen niet verschenen. De rechtbank overweegt dat de verweerder op basis van de Dublinverordening mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet naar België wil worden overgedragen, verwijzend naar een artikel in de Volkskrant van 24 juni 2022, waarin de slechte situatie voor asielzoekers in België wordt beschreven. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van structurele tekortkomingen in het Belgische asielsysteem die zouden leiden tot onmenselijke of vernederende behandeling.
De rechtbank concludeert dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.