ECLI:NL:RBDHA:2022:14972

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
NL22.17575
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van Zwitserland voor asielaanvraag onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De reden hiervoor was dat Zwitserland volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar beide partijen zijn niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, waaronder de claim dat Duitsland mogelijk verantwoordelijk was voor de asielaanvraag en dat de omstandigheden in Zwitserland hem belemmerden om rechtsbijstand te krijgen. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom de aanvraag niet in behandeling was genomen en dat er geen aanleiding was voor nader onderzoek naar de verantwoordelijkheid van Duitsland. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de omstandigheden in Zwitserland zodanig waren dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing was. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt op 13 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.17575
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.M.I. Eleveld),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.17576, op 11 oktober 2022 op zitting behandeld. Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.1 De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening2 Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. In dit geval heeft verweerder een terugnameverzoek naar Zwitserland gestuurd. Zwitserland heeft dit verzoek geaccepteerd.
Verantwoordelijkheid van Zwitserland
2. Eiser voert aan dat nagegaan had moeten worden of de Duitse autoriteiten destijds een claimverzoek bij de Zwitserse autoriteiten hebben ingediend. Als Duitsland de asielaanvraag van eiser inhoudelijk in behandeling heeft genomen, had eiser niet bij de
1. Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingwet 2000 (Vw).
2 Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.
Zwitserse autoriteiten geclaimd mogen worden.
3. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd waarom een claimverzoek is verstuurd naar de Zwitserse autoriteiten. Dat heeft verweerder gedaan omdat in de Dublinverordening staat vermeld dat het eerste land waar de vreemdeling een asielaanvraag heeft gedaan, verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvraag. Dat blijkt uit artikel 20 van de Dublinverordening. Mocht Zwitserland van mening zijn dat zij niet verantwoordelijk zijn voor de asielaanvraag van eiser, hadden zij het claimverzoek niet geaccepteerd, aldus verweerder.
4. Met deze motivering heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk gemaakt waarom een claimverzoek is verstuurd naar de Zwitserse autoriteiten en waarom verweerder geen onderzoek heeft gedaan naar de eventuele verantwoordelijkheid van Duitsland. Zwitserland heeft dit claimverzoek geaccepteerd, waardoor Zwitserland ook zijn verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag van eiser heeft erkend. Bovendien heeft eiser geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht op grond waarvan verweerder gehouden was om nader onderzoek te doen. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank aldus geen onderzoek hoeven doen naar de eventuele verantwoordelijkheid van Duitsland. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eiser voert verder aan dat de omstandigheden waaronder hij in Zwitserland verbleef geen twijfel laten over het door hem ingenomen standpunt dat hij niet naar Zwitserland kan terugkeren. Eiser verwijst hierbij naar het AIDA rapport van 14 mei 2021, pagina 77. Hierin staat dat er een beperkte mogelijkheid is om hulp te krijgen van NGO's als iemand niet in een 'federal asylum centre' verblijft. Verder heeft eiser in het aanmeldgehoor verklaard dat hij in (hoger) beroep kon gaan, maar dat hij naar een stad moest die ver weg was van waar hij verbleef. Hij is niet in beroep gegaan omdat hij ook niet wist wat de gang van zaken was. Eiser was dus niet in staat om gebruik te maken van zijn recht om in beroep te gaan, zodat hij daarmee de facto geen rechtsbijstand heeft kunnen krijgen in Zwitserland. Dat maakt, samen met de slechte hygiënische omstandigheden in de opvang, het niet verstrekken van weekgeld en de vooringenomen houding van de Zwitserse autoriteiten, dat door verweerder ten onrechte geen toepassing is gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening.
6. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Zwitserland mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder ten aanzien van Zwitserland niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan gaan. Uit het AIDA rapport waar eiser naar verwijst blijkt dat het moeilijker is om toegang te krijgen tot NGO's en juridisch advies als vreemdelingen zich in meer afgelegen 'federal accomodation centres' bevinden, omdat de procedure voor asielzoekers in principe alleen plaatsvindt in het 'federal asylum centre'. De mogelijkheid om toegang te krijgen tot andere organisaties die vreemdelingen kunnen helpen verschillen per locatie. Daarbij komt dat de hulp die een vreemdeling krijgt afhankelijk is van de ingeschatte kans van het slagen van de procedure. Dat vreemdelingen op voornoemde punten moeilijkheden ervaren maakt niet dat op basis hiervan geconcludeerd moet worden dat sprake is van structurele aan het systeem
gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure in Zwitserland. Uit de informatie volgt immers niet dat het in zijn geheel niet mogelijk is voor vreemdelingen om rechtsbijstand te krijgen. Uit artikel 19 en verder van de Procedurerichtlijn volgt ook niet dat iedere vreemdeling onvoorwaardelijk recht heeft op kosteloze rechtsbijstand en vertegenwoordiging in asielprocedures, zowel in eerste aanleg als in beroepsprocedures.
Ook biedt artikel 20, derde lid, van de Procedurerichtlijn lidstaten expliciet de mogelijkheid om geen kosteloze rechtsbijstand en vertegenwoordiging aan te bieden wanneer het beroep volgens de rechterlijke instantie of een andere bevoegde autoriteit geen reële kans van slagen heeft. De verklaringen van eiser zelf leiden ook niet tot een ander oordeel. Dat eiser de procedure niet kende en hij lang zou moeten reizen voor een plek om in beroep te kunnen gaan tegen zijn beslissing, maakt niet dat is gebleken dat het voor eiser geheel onmogelijk is om in beroep te gaan. Verder blijkt ook niet dat eiser pogingen heeft ondernomen om toegang te krijgen tot rechtsbijstand om in hoger beroep te gaan. Daarbij komt dat als eiser problemen ervaart met betrekking tot de asielprocedure, zoals ten aanzien van het verkrijgen van weekgeld, de slechte hygiënische omstandigheden in de opvangvoorzieningen en de vooringenomenheid van de Zwitserse autoriteiten - zoals eiser heeft gesteld – hij hierover dient te klagen bij de daartoe geëigende instanties, dan wel bij de (hogere) Zwitserse autoriteiten. Niet is gebleken dat hij dat heeft gedaan of dat klagen onmogelijk of bij voorbaat zinloos is. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
13 oktober 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.