ECLI:NL:RBDHA:2022:14973
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in de zaken NL22.17326, NL22.17328 en NL22.17330, waarbij eisers, vertegenwoordigd door mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire, in beroep zijn gegaan tegen besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris had de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van deze aanvragen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de beroepen behandeld op 11 oktober 2022, maar partijen zijn niet verschenen.
De rechtbank overweegt dat de asielaanvragen van eisers niet in behandeling zijn genomen omdat Italië, op basis van de Dublinverordening, verantwoordelijk is voor de behandeling. Italië had een overnameverzoek ontvangen, maar dit verzoek was niet tijdig geaccepteerd, waardoor de verantwoordelijkheid van Italië op 22 april 2022 vaststond. Eisers hebben aangevoerd dat zij bij terugkeer naar Italië blootgesteld zullen worden aan onmenselijke of vernederende behandeling, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Italië. Eisers hebben niet voldoende bewijs geleverd dat in hun specifieke geval van dit beginsel afgeweken moet worden.
De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 13 oktober 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.