ECLI:NL:RBDHA:2022:14984

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
NL22.19951
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige vrijheidsontneming en schadevergoeding in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de vrijheidsontneming van eiser, een Nepalese man die op 2 oktober 2022 op Schiphol arriveerde. Eiser was samen met zes andere mannen op weg naar Palau, maar werd door de Koninklijke Marechaussee (KMar) tegengehouden. De KMar concludeerde dat de zeemansboekjes van de groep vals waren, wat leidde tot de oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel. Eiser heeft echter een paspoort en een zeemansboekje overgelegd, waarvan het paspoort als echt werd erkend. Na herbeoordeling bleek dat de zeemansboekjes toch authentiek waren, maar dit leidde tot een onrechtmatige vrijheidsontneming van eiser.

De rechtbank oordeelde dat de KMar bij de beoordeling van de authenticiteit van de zeemansboekjes is uitgegaan van verouderde informatie. De rechtbank stelde vast dat de KMar had moeten weten dat de zeemansboekjes geldig waren, aangezien deze informatie eenvoudig te verifiëren was via een online register. De rechtbank concludeerde dat de vrijheidsbenemende maatregel van meet af aan onrechtmatig was geweest, wat eiser dwong om asiel aan te vragen in Nederland. De rechtbank kende eiser een schadevergoeding toe van € 1.300,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming en veroordeelde de Staat der Nederlanden in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de KMar om actuele en correcte informatie te gebruiken bij de beoordeling van documenten en de gevolgen van onrechtmatige vrijheidsontneming voor de betrokkenen. De rechtbank heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van de schadevergoeding en de proceskosten aan de rechtsbijstandverlener van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.19951

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.Th.A. Bos),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. de Jong).

Procesverloop

Bij besluit van 2 oktober 2022 (het bestreden besluit) is aan eiser met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vw [1] een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2022, samen met de zaken NL22.19952, NL22.19994, NL22.19996, NL22.20012, NL22.20013, NL22.20014, op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Verder is er een tolk verschenen.
Op 27 oktober 2022 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en gemachtigde verzocht om nadere informatie te verstrekken. De gevraagde informatie is vervolgens verstrekt. De rechtbank heeft daarom op 4 november 2022 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1.
Eiser is geboren op [datum] 1989 en heeft de Nepalese nationaliteit. De vrijheidsontnemende maatregel van bewaring is op 14 oktober 2022 opgeheven.
2. Omdat de maatregel is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest.

Feiten en omstandigheden

3. Op 2 oktober 2022 is eiser op Schiphol aangekomen. Hij was samen met een groep van in totaal zeven mannen, allen met de Nepalese nationaliteit, onderweg vanuit Dubai naar Palau te Trinidad en Tobago om daar te gaan werken op een schip. Op Schiphol zou de groep overstappen op de vlucht naar Palau. Bij de grens zijn de reis en identiteitsdocumenten van de groep door de KMar [2] gecontroleerd. Eiser heeft hier een paspoort en een zeemansboekje overgelegd. Het paspoort is echt bevonden. De KMar heeft alle zeemansboekjes vals bevonden. Hiervan is door de KMar een proces-verbaal opgemaakt. Hierin is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:

“ Bij onderzoek aan het voornoemde zeemansboekje van Republiek Van Palau, voorzien van het nummer [#] , zagen wij, verbalisanten, dat:

- dit was afgegeven op 21 juni 2022, geldig was gemaakt tot 21 juni 2027 en op naam was gesteld van:

[eiser] ., geboren te [plaats] op [datum] 1989;

- dit was voorzien van een gelijkende foto van de persoon aangewezen door

AGUS voornoemd;

- de thans aangebrachte personaliabladzijde qua detaillering, gebruikte
productie- en bevei1igingstechnieken niet overeenkwam met een origineel door
de autoriteiten van Pa1au aangebrachte persona1iab1adzijde in een paspoort
van dit model .Conclusie :
Naar aanleiding van bovenstaande kon dezerzijds worden vastgesteld dat de thans in het zeemansboekje van Pa1au, voorzien van het nummer [#] ,
aangebrachte persona1iab1adzijde vals is en dit nimmer op deze wijze door de
bevoegde autoriteiten van Pa1au is afgegeven.
Het zeemansboekje van Palau, voorzien van het nummer [#] , dient derhalve
als verva1st te worden beschouwd.”
4. Eiser en de overige mannen zijn met deze bevindingen geconfronteerd, waarop zij hebben aangegeven dat ze niet op de hoogte waren dat de zeemansboekjes vals waren. Omdat de boekjes vals waren bevonden kon de groep volgens de KMar niet doorreizen naar Palau. Omdat zij de Nepalese nationaliteit hebben zouden zij worden teruggestuurd naar Nepal. Eiser en de overige mannen stellen echter dat zij in Nepal gevaar lopen en dat zij niet naar Nepal terug kunnen. De KMar heeft dit opgevat als een asielaanvraag. Verweerder heeft op 2 oktober 2022 vervolgens de toegangsweigering uitgesteld en aan eiser een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
5. Op dinsdag 11 oktober 2022 is er door de Falsificaten Schiphol Desk van de KMar op aandringen van de gemachtigde mr. Oomen nader onderzoek gedaan naar de afgifte en herkomst van de overgelegde zeemansboekjes. De KMar heeft naar aanleiding van het nadere onderzoek het volgende bericht verzonden:

“Afgelopen vrijdag heb jij bij ons een vraag uitgezet omtrent de echtheid van een zevental zeemansboekjes van Palau die wij in beslag hadden genomen. Dit naar aanleiding van vragen van de IND. In onderstaande mail trail is te lezen dat er een verzoek tot informatie is uitgezet bij de afgevende autoriteiten van voornoemde zeemansboekjes, voor wat betreft de afwijkingen die wij hebben aangetroffen. Hierop is een duidelijk antwoord gekomen: De zeemansboekje zijn WEL authentiek. Onze conclusie was getrokken op basis van verouderde informatie. Daarom gaan wij de zeemansboekjes overdragen aan het Keten en Beslaghuis, opdat deze teruggeven kunnen worden aan de verdachten.”

Het beroep
6. De rechtbank stelt vast dat de gronden die zijn ingediend door de drie gemachtigden van de groep mannen (mr. I.J.M. Oomen, mr. J.Th.A. Bos, en mr. A.W. Eikelboom) gelden in alle zaken.
7. Eiser vordert schadevergoeding, omdat hij meent dat hij ten onrechte in bewaring is gesteld. Hij had geen intentie om asiel aan te vragen in Nederland, maar heeft zich hiertoe genoodzaakt gevoeld, omdat hij ten onrechte niet door mocht reizen naar Trinidad van de KMar.
8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat tegen de toegangsweigering geen beroep kan worden ingesteld. De bewaringsmaatregel is volgens verweerder terecht opgelegd, omdat eiser hier in Nederland asiel heeft aangevraagd en hij zijn asielaanvraag op geen enkel moment heeft ingetrokken. Nu het toepassen van de grensprocedure wegens een aan de buitengrens geuite asielwens de grondslag is van de vrijheidsontnemende maatregel, kan het betoog van eiser gericht tegen deze uitgestelde toegangsweigering niet leiden tot de onrechtmatigheid van de maatregel, aldus verweerder.
9. De rechtbank is van oordeel dat de bewaring van meet af aan onrechtmatig is geweest en zal het oordeel hieronder toelichten.
10. De rechtbank stelt voorop dat de rechtmatigheid van de inbewaringstelling moet worden getoetst op grond van de feiten en omstandigheden die op het moment van de inbewaringstelling bekend zijn of redelijkerwijs bekend behoren te zijn.
Vast staat dat de KMar bij de beoordeling van de authenticiteit van de zeemansboekjes is uitgegaan van verouderde informatie. De KMar heeft op basis hiervan ten onrechte geconcludeerd dat de zeemansboekjes vals waren. Via de website https://www.palaureg.com/information-centre/certificate-verification/seafarer-certificate-verification/ konden de zeemansboekjes op eenvoudige wijze, aan de hand van het registratienummer van het zeemansboekje, op echtheid worden gecontroleerd. Als het registratienummer wordt is ingetoetst verschijnt het woord: “Valid”. Ook wordt een kopie van een pagina van het zeemansboekje met een foto van eiser erop zichtbaar bij als je het register van de website raadpleegt.
11. De KMar had er naar het oordeel van de rechtbank bekend mee moeten zijn dat de zeemansboekjes geldig waren, nu deze informatie eenvoudig via de hiervoor genoemde website terug te vinden was. De KMar heeft dus een fout gemaakt in de beoordeling van de zeemansboekjes. Dit heeft grote gevolgen gehad voor eiser. Hierdoor heeft hij zich namelijk genoodzaakt gevoeld om asiel in Nederland aan te vragen omdat hij niet door mocht reizen naar Trinidad. Ook heeft eiser het schip waarop hij zou gaan werken gemist. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de vrijheidsbenemende maatregel van bewaring van meet af aan onrechtmatig is geweest.
12. De groep mannen heeft ter zitting verklaard dat ze mogelijk nog kunnen werken op het schip en kunnen opstappen in Brazilië. Hiervoor dienen eerst de reisdocumenten in orde worden gemaakt. Dat eiser zijn asielaanvraag tot op heden nog niet heeft ingetrokken kan hem naar het oordeel van de rechtbank niet worden verweten, omdat de documenten voor zijn reis naar het schip eerst in orde moeten zijn. Als hij nu zijn asielaanvraag zou intrekken loopt hij immers het risico te worden uitgezet naar Nepal.
Conclusie
13. Het beroep is gegrond en de maatregel was vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig. Gelet op het oordeel dat de bewaring van meet af aan onrechtmatig is geweest behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking.
14. De rechtbank acht gronden aanwezig om in ieder geval een schadevergoeding toe te kennen voor 13 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) bewaring 13 x € 100,- = € 1.300,-.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 1.300,- te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Ankum, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Voluit: Vreemdelingenwet 2000.
2.Koninklijke Marechaussee.