ECLI:NL:RBDHA:2022:14989
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-overeenkomst
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielverzoek, conform de Dublin-overeenkomst. Dit besluit werd genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 23 september 2022.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 11 oktober 2022, maar beide partijen zijn niet verschenen, ondanks dat zij op de hoogte waren van de zitting. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak ook een andere zaak, NL22.19097, behandeld, waarin op het beroep van de verzoeker is beslist. Aangezien er in die zaak al een uitspraak is gedaan, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening in deze zaak.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 13 oktober 2022 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.