ECLI:NL:RBDHA:2022:15002
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 september 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A.S. Sewman, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het bestreden besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 18 augustus 2022 was genomen, weigerde de aanvraag in behandeling te nemen op basis van de Dublinverordening, waarbij Duitsland als verantwoordelijk land werd aangewezen voor de behandeling van de asielaanvraag.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak op zitting behandeld, maar de verzoeker is niet verschenen. De vertegenwoordiger van de verweerder was wel aanwezig. Na de behandeling heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
In de uitspraak werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank motiveerde deze beslissing door te verwijzen naar een eerdere uitspraak in een vergelijkbare zaak (NL22.16147), waarin het beroep van de verzoeker werd behandeld. Aangezien er al een uitspraak was gedaan op het beroep, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 september 2022 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.