ECLI:NL:RBDHA:2022:15005
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 13 september 2022, ondanks dat zijn gemachtigde wel aanwezig was. De rechtbank heeft vervolgens de vraag behandeld of eiser procesbelang had bij het beroep.
De rechtbank overweegt dat eiser op 30 augustus 2022 met onbekende bestemming is vertrokken en dat zijn gemachtigde geen contact meer met hem heeft kunnen onderhouden. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Aangezien eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 september 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.