ECLI:NL:RBDHA:2022:15007

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
NL22.16150
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin-overeenkomst

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 18 augustus 2022, hield in dat de aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 13 september 2022, maar verzoeker was niet verschenen. De gemachtigde van de verweerder was wel aanwezig. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening samen met een andere zaak (NL21.16149) behandeld.

De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van vandaag, in de andere zaak, geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, waardoor het verzoek van verzoeker is afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.16150
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: I. Vugs).

Procesverloop

Bij besluit van 18 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de zaak NL21.16149, op 13 september 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.16149, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
27 september 2022
en is openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. B. Fijnheer M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.