ECLI:NL:RBDHA:2022:15010

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
NL22.16149
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot medische omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 september 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. A.S. Sewman, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. I. Vugs, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar is niet verschenen op de zitting op 13 september 2022.

De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris op goede gronden heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, aangezien Duitsland een verzoek om terugname heeft aanvaard. Eiser voerde aan dat hij psychische problemen heeft, waaronder schizofrenie, en dat overdracht naar Duitsland zou leiden tot een schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank oordeelt echter dat er geen bewijs is dat Duitsland niet in staat zou zijn om de nodige medische zorg te bieden. De rechtbank concludeert dat de drempel voor een schending van artikel 3 van het EVRM niet is bereikt, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn situatie in Duitsland onhoudbaar zou zijn.

Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om af te wijken van de Dublinverordening. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.16149
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. I.Vugs).

Procesverloop

Bij besluit van 18 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.16150, op 13 september 2022 op zitting behandeld. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
Medische omstandigheden
2. Eiser voert aan dat hij psychische problemen heeft en dat hij hiervoor medicijnen neemt. Eiser staat onder behandeling bij GGZ Den Helder, hiervan zit een stuk in het dossier. Bij eiser kan de diagnose schizofrenie worden gesteld. Door eiser over te dragen aan Duitsland, neemt verweerder het risico op een mogelijke schending van artikel 3 van het
EVRM, omdat eiser door de overdracht zijn medische situatie opnieuw uitleggen, waardoor hij van de nodige zorg verstoken blijft. Verweerder dient te beoordelen of de feitelijke uitzetting een mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM oplevert, als bedoeld in het arrest C.K.1
3. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft er op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit mogen gaan dat eiser in Duitsland voor zijn klachten medisch kan worden behandeld. Eiser heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat dit uitgangspunt onjuist is. Niet is gebleken dat Nederland het meest aangewezen land is voor zijn behandeling. De (hoge) drempel van het arrest C.K. wordt pas bereikt wanneer sprake is van een 'ernstige mentale of lichamelijke aandoening en de Dublinoverdracht op zichzelf aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen heeft voor zijn gezondheidstoestand’. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hiervan sprake is. Dat in het kader van een intake de diagnose schizofrenie is gesteld, is daarvoor onvoldoende. Niet is aannemelijk gemaakt dat hij hiervoor niet in Duitsland kan worden behandeld. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17 Dublinverordening
4. Eiser voert aan dat, gelet op de bijzondere omstandigheden, verweerder de bevoegdheid als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening had moeten toepassen.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft in de omstandigheden van eiser geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening door de asielaanvraag in behandeling te nemen. De rechtbank volgt verweerder dat niet gebleken is van omstandigheden die zodanig zijn dat overdracht in dit geval van onevenredige hardheid zou getuigen. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
1 ECLI:EU:C:2017:127.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
27 september 2022
en is openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. B. Fijnheer M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.