ECLI:NL:RBDHA:2022:15032
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag duurzaam verblijfsdocument en oplegging inreisverbod op grond van het Terugtrekkingsakkoord EU-VK
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Britse eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor de verlening van een verblijfsdocument voor duurzaam verblijf op basis van het Terugtrekkingsakkoord. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet had aangetoond dat hij vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland had verbleven, wat een voorwaarde is voor het verkrijgen van een verblijfsdocument. De rechtbank stelde vast dat de eiser van 12 mei 2009 tot 7 augustus 2012 in Nederland stond ingeschreven, maar sindsdien als niet-ingezetene geregistreerd stond. Hierdoor was niet aangetoond dat hij gedurende de afgelopen vijf jaar onafgebroken in Nederland had gewoond. De rechtbank verwierp ook het beroep van de eiser op het ZK-arrest van het Hof van Justitie, omdat de omstandigheden in die zaak wezenlijk verschilden van die van de eiser. Daarnaast had de staatssecretaris een inreisverbod voor de duur van één jaar opgelegd, omdat de eiser de hem opgelegde vertrektermijn had overschreden. De rechtbank oordeelde dat dit inreisverbod terecht was opgelegd, aangezien de eiser op dat moment geen rechtmatig verblijf had. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om de uitzetting te verbieden.