In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 november 2022, is het beroep van eiser, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend, gegrond verklaard. Eiser had zijn aanvraag op 19 oktober 2021 ingediend, maar verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft niet tijdig beslist. Eiser heeft verweerder op 25 april 2022 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder is overschreden.
De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht en het onderzoek gesloten. De rechtbank legt verweerder een termijn van zestien weken op om alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Daarnaast wordt verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een eerste gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna het besluit op de aanvraag bekend te maken. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 379,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de rechten van betrokkenen in het bestuursrecht. De rechtbank heeft de proceskostenveroordeling gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de aard van de zaak en de gemaakte kosten.