In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die zich richtte tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel op 24 oktober 2021, maar verweerder had niet tijdig beslist. Eiser heeft verweerder op 7 juni 2022 in gebreke gesteld, maar heeft pas meer dan twee weken later beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes maanden heeft beslist. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden.
De rechtbank legt verweerder een termijn van zestien weken op om alsnog een besluit te nemen. Daarnaast wordt verweerder verplicht om binnen acht weken na de uitspraak een volgend gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna een besluit bekend te maken. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 379,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier mr. Z.E.M. van der Maas.