ECLI:NL:RBDHA:2022:15130

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
NL21.14143
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot verblijfsdoel en uitzetting

Op 16 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft een voorlopige voorziening in het kader van een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris, waarbij de aanvraag van de verzoeker voor wijziging van het verblijfsdoel van 'zoekjaar arbeid' naar 'verblijf bij familie- of gezinslid' werd afgewezen. Tevens werd er een terugkeerbesluit opgelegd met een vertrektermijn van vier weken.

De verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de behandeling van zijn beroep in Nederland kan afwachten. De staatssecretaris heeft op 19 oktober 2022 het bestreden besluit ingetrokken en aangeboden om de proceskosten en het griffierecht te vergoeden. De verzoeker heeft echter aangegeven het beroep enkel te willen intrekken onder toewijzing van de voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de staatssecretaris zich niet verzet tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening. Daarom is het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen. De verzoeker mag niet worden uitgezet totdat er een nieuwe beslissing op het bezwaar is genomen. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de verzoeker. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.14143 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 december 2022 in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. I. Petkovski),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Latul).

Procesverloop

Bij besluit van 10 augustus 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker voor wijziging van het verblijfsdoel ‘zoekjaar arbeid’ naar ‘verblijf bij familie- of gezinslid’ afgewezen. Bij ditzelfde besluit heeft verweerder een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van vier weken aan verzoeker opgelegd.
Bij besluit van 17 februari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft bij de rechtbank beroep (zaaknummer: NL22.4525) ingesteld tegen het bestreden besluit. Ook heeft hij de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat verzoeker de behandeling van het beroep in Nederland kan afwachten. Ook heeft verzoeker verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten en terugbetaling van het door verzoeker betaalde griffierecht.
Bij brief van 19 oktober 2022 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken en toegezegd zo snel mogelijk opnieuw op het bezwaarschrift van verzoeker te beslissen. Tevens heeft verweerder vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoeker aangeboden.
Bij brief van 19 oktober van 2022 heeft verzoeker aangegeven het beroep enkel te willen intrekken, onder toewijzing van de voorlopige voorziening, gelet op het feit dat verweerder in zijn brief van 19 oktober 2022 niet heeft toegezegd dat eiser de hernieuwde behandeling van zijn bezwaarschrift in Nederland kan afwachten.
Bij brief van 8 december 2022 heeft verweerder aangegeven dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening. Vervolgens heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Nu verweerder zich niet verzet tegen toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening, zal de voorzieningenrechter het verzoek als kennelijk gegrond toewijzen. Verzoeker mag niet worden uitgezet, totdat verweerder opnieuw op het bezwaar tegen het primaire besluit van 10 augustus 2021 heeft beslist.
2. Er bestaat in dit geval aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 759,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een wegingsfactor 1). Ook dient verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,- te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe en bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de uitzetting van verzoeker uit Nederland achterwege dient te blijven tot na de bekendmaking van de nieuwe beschikking op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 759,- (zevenhonderdnegenenvijftig euro), te betalen aan verzoeker;
- gelast dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,- (honderdeenentachtig euro) vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.