ECLI:NL:RBDHA:2022:15136

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2022
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
AWB 22/6644
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake toegangsweigering tot Nederland voor Ghanese nationaliteit

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een Ghanese vrouw, had tegen de beslissing van de Koninklijke Marechaussee (KMar) geprotesteerd, die haar de toegang tot Nederland had geweigerd. Dit besluit was genomen op 1 november 2021, waarbij ook haar Schengenvisum was ingetrokken en een vrijheidsbeperkende maatregel was opgelegd. Verzoekster had administratief beroep ingesteld en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening om haar uitzetting te voorkomen totdat er op het beroep was beslist.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. In de overwegingen werd vastgesteld dat verzoekster niet voldeed aan het middelenvereiste zoals gesteld in de Schengengrenscode. Verzoekster had slechts 400 euro aan contanten bij zich, terwijl het vereiste bedrag voor toegang tot het Schengengebied 900 euro was. Ook haar partner voldeed niet aan de gezamenlijke middelenvereiste. De voorzieningenrechter oordeelde dat het administratief beroep geen redelijke kans van slagen had, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. M.J.J. Roks, en is op dezelfde dag bekendgemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/6644
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 5 november 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J. van Appia),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. Rikken).

Procesverloop

Bij besluit van 1 november 2021 (bestreden besluit) heeft de Koninklijke Marechaussee (KMar) aan verzoekster de toegang tot Nederland geweigerd. Bij afzonderlijke besluiten van gelijke datum heeft de KMar ook het door de Spaanse autoriteiten afgegeven Schengenvisum type C van verzoekster ingetrokken en een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 6, lid 1 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) aan verzoekster opgelegd.
Verzoekster heeft tegen de toegangsweigering (bestreden besluit) administratief beroep ingesteld bij verweerder. Ook heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen ter voorkoming van de voorgenomen uitzetting van verzoekster, totdat op het administratief beroep is beslist.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten en is meteen mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verzoekster stelt de Ghanese nationaliteit te hebben en wenst samen met haar partner, dhr. [A], toegang te verkrijgen tot het Schengengebied.
3. Verzoekster voert aan dat het administratief beroep redelijke kans van slagen heeft, omdat de KMar ten onrechte het middelenvereiste aan haar tegenwerpt. Ook heeft de KMar zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat verzoekster niet over passende documentatie beschikt om het doel en de omstandigheden van haar verblijf aan te tonen.
4. Verweerder heeft gemotiveerd gereageerd op de ingebrachte gronden.
5. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
6. Verzoekster heeft spoedeisend belang bij de voorlopige voorziening, omdat zij binnen 48 uur uitgezet wordt naar Ghana. De voorzieningenrechter acht het verzoek daarom ontvankelijk.
7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat verzoekster niet voldoet aan het middelenvereiste op grond van artikel 6, lid 4 van de Schengengrenscode (SGC) [1] . Anders dan verzoekster betoogt betreft het geldende richtbedrag voor kort verblijf van derdelanders in Spanje 100 euro per persoon per dag met een minimum van 900 euro [2] . Aangezien verzoekster slechts 400 euro aan contanten bij zich heeft, voldoet zij niet aan dit vereiste. Hoewel het hier per definitie een individuele toets betreft, voldoen verzoekster en haar partner – die over 800 euro in contanten beschikt - ook in samenhang bezien ook niet aan de gezamenlijk gestelde middeleneis van 1800 euro. De overgelegde kopie van de creditcard maakt dit oordeel niet anders, nu deze niet op naam is gesteld en niet is getekend en alleen daarom al niet als geldig betaalmiddel gebruikt kan worden. Nu de toegangsvoorwaarden van artikel 6, eerste lid SGC op grond van artikel 14, eerste lid SGC cumulatieve voorwaarden betreffen, heeft reeds hierom het administratief beroep geen redelijke kans van slagen. Het verzoek tot een voorlopige voorziening dient daarom te worden afgewezen en de overige aangevoerde gronden behoeven om deze reden dan ook geen verdere bespreking.
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
9. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
griffier
rechter
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:

Voetnoten

1.Verordening 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 maart 2016, betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen.
2.Zie de volgende link: