ECLI:NL:RBDHA:2022:1521
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. G.T. Cambier, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 21 oktober 2021 de asielaanvraag van verzoeker in de grensprocedure had afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van de uitkomst van het beroep.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 februari 2022 behandeld tijdens een zitting in Breda, waar verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk, V. Sharma. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. E.J.L. van de Glind. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening besproken, maar de voorzieningenrechter heeft besloten het verzoek af te wijzen. Dit besluit is genomen in samenhang met een andere zaak, NL21.16771, waarin op dezelfde dag uitspraak is gedaan.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. W. van Loon, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.