ECLI:NL:RBDHA:2022:15240

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
NL22.3466
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening en proceskostenveroordeling in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzoek van de eiseres, die een voorlopige voorziening had aangevraagd. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G.J. Dijkman, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat haar verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan had beëindigd. Dit besluit was op 2 september 2021 genomen en het bezwaar van de eiseres tegen dit besluit was op 2 februari 2022 ongegrond verklaard. De eiseres had vervolgens een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend, geregistreerd onder procedurenummer NL22.3465.

Op 4 november 2022 trok de Staatssecretaris het bestreden besluit in en bood aan de proceskosten en het griffierecht aan de eiseres te vergoeden. De eiseres handhaafde echter haar beroep, met het oog op de proceskosten en het verkrijgen van een termijn voor het beslissen op het opengevallen bezwaar. De voorzieningenrechter besloot dat het onderzoek ter zitting verder achterwege bleef en sloot het onderzoek.

In de uitspraak van 25 november 2022 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat er geen grond meer was voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, aangezien het bestreden besluit was ingetrokken. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De voorzieningenrechter heeft echter wel geoordeeld dat de Staatssecretaris in de proceskosten van de eiseres moest worden veroordeeld, conform het aanbod van de Staatssecretaris. De kosten werden vastgesteld op € 759,- voor de rechtsbijstand en het griffierecht van € 184,- moest ook worden vergoed. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.3466
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres] , verzoekster V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

Bij besluit van 2 september 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat het verblijfsrecht van verzoekster als gemeenschapsonderdaan is geëindigd.
Bij besluit van 2 februari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder procedurenummer NL22.3465. Tevens heeft verzoekster een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend.
Bij brief van 4 november 2022, aangevuld op 9 november 2022, heeft verweerder het bestreden besluit van 2 februari 2022 ingetrokken. Verweerder heeft hierbij aangeboden de proceskosten en het griffierecht aan verzoekster te vergoeden.
Bij brief van 14 november 2022 heeft verzoekster laten weten dat zij het beroep handhaaft met het oog op de proceskosten en het verkrijgen van een termijn voor het beslissen op het opengevallen bezwaar.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats is uitspraak gedaan op het beroep van verzoekster. Omdat verweerder het
bestreden besluit heeft ingetrokken, zal opnieuw op het bezwaar van verzoekster worden beslist. Gebleken is dat verzoekster haar bezwaar in Nederland mag afwachten.
3. Gelet hierop is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.
4. De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten conform hetgeen door verweerder is aangeboden. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Ook moet verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184,- vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoekster te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
25 november 2022

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.