ECLI:NL:RBDHA:2022:15284

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
NL22.24264
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 december 2022 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die op 11 oktober 2022 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was, en heeft de processtukken bestudeerd.

Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht is op zijn uitzetting naar Marokko, omdat de aanvraag voor een laissez-passer bij de Marokkaanse autoriteiten al meer dan een maand geleden is ingediend zonder enige reactie. Daarnaast heeft eiser gesteld dat hij aan Slovenië, Italië of Duitsland moet worden overgedragen, omdat hij daar eerder heeft verbleven. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de Staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld door op 17 oktober 2022 een lp-aanvraag in te dienen en dat het ontbreken van een reactie van de Marokkaanse autoriteiten op dit moment niet betekent dat er geen zicht op uitzetting is.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat de beroepsgronden van eiser falen. Daarom heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier K.F.K. Hoogbruin, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.24264
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.E.J.M. Bartels), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Verweerder heeft op 11 oktober 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 2000.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 27 oktober 2022 (in de zaak NL22.20563) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die
uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser stelt dat het zicht op uitzetting naar Marokko ontbreekt, dan wel dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt aan zijn uitzetting naar Marokko. Hij voert daartoe aan dat de aanvraag voor de laissez-passer (lp) ruim een maand geleden bij de Marokkaanse autoriteiten is ingediend. Tot op heden is hierop geen reactie gekomen van de Marokkaanse autoriteiten. Verder stelt eiser dat hij aan Slovenië, Italië of Duitsland dient te worden overgedragen, aangezien hij daar eerder heeft verbleven. Volgens eiser is niet Nederland, maar een van deze andere landen verantwoordelijk voor zijn uitzetting.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 17 oktober 2022 ten behoeve van eiser een lp-aanvraag heeft ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten. Verweerder heeft op
11 november 2022 gerappelleerd en heeft voor het laatst op 13 november 2022 een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Aldus heeft verweerder voldoende voortvarend gehandeld. Uit het enkele feit dat de Marokkaanse autoriteiten tot op heden niet hebben gereageerd op de lp-aanvraag, kan in dit relatief vroege stadium niet de conclusie getrokken worden dat zij daartoe niet alsnog zullen overgaan. Van het ontbreken van zicht op uitzetting van eiser naar Marokko is dan ook geen sprake.
6. De opgelegde maatregel van bewaring strekt tot uitzetting van eiser naar Marokko. Hiertoe heeft verweerder eiser op 30 maart 2022 een terugkeerbesluit opgelegd. Van een overdracht aan andere landen is geen sprake.
7. De beroepsgronden falen. Het beroep is daarom ongegrond. Om die reden wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken op:
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
08 december 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.