ECLI:NL:RBDHA:2022:15287

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
NL22.15261
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, had op 12 mei 2021 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij problemen had met de politie vanwege zijn vermeende tegenstand tegen de plaatselijke koning. Eiser beweerde dat hij in 2012 door de politie was beschoten, maar dat de kogel zijn lichaam niet kon binnendringen door een voodoo-ritueel. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, omdat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig werd geacht. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 24 november 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en een tolk was ook aanwezig. De rechtbank heeft de argumenten van eiser overwogen, waaronder de stelling dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met zijn verklaringen en dat er een deskundige ingeschakeld had moeten worden om de geloofwaardigheid van het voodooritueel te onderzoeken. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder voldoende gemotiveerd had waarom het asielrelaas ongeloofwaardig was, en dat de aanvraag terecht was afgewezen.

De rechtbank concludeerde dat de problemen met de politie en de dreigementen van de [A] niet voldoende waren onderbouwd en dat verweerder niet in strijd had gehandeld met de zorgvuldigheids- en motiveringsbeginselen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de aanvraag voor een verblijfsvergunning af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.15261
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.E.J.M. Bartels), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. E. Sweerts).

Procesverloop

Bij besluit van 11 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 24 november 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J.I. Mbgbejume. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [1992]. Hij heeft op 12 mei 2021 in Nederland een asielaanvraag ingediend. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij problemen kreeg met de politie omdat hij werd gezien als tegenstander van de plaatselijke koning [plaatselijke koning]. In 2012 werd eiser staande gehouden door de politie. Hij heeft daarbij een politieagent gestoken en hijzelf is door de politie beschoten. Omdat eiser in 2011 door middel van een (voodoo)ritueel medicijnen van een oude vrouw heeft gekregen, kon de kogel die hem raakte, zijn lichaam niet binnendringen. De politieagenten renden vervolgens uit angst van hem weg. Vervolgens heeft eiser een busje vernield en een aantal opgepakte mensen bevrijd van hun handboeien. Hij is vervolgens gevlucht naar het bos, waar hij zich drie jaar lang schuil heeft gehouden totdat hij uiteindelijk Nigeria heeft verlaten. Eiser is verder in 2011 bedreigd door [A]. De [A] wilden dat eiser lid van hen werd, omdat kogels zijn lichaam niet kunnen binnendringen door het ritueel. Eiser heeft gezegd dat hij geen lid wilde worden.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet (Vw). Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: i) de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser, ii) problemen met de politie vanwege toegedichte tegenstand tegen koning [plaatselijke koning] en iii) dreigementen van de [A]. Verweerder heeft in het bestreden besluit de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De overige relevante elementen heeft verweerder ongeloofwaardig gevonden.
3. Eiser voert in beroep aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn argumenten uit de zienswijze, die hier als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd. Over de problemen met de politie vanwege de toegedichte tegenstand voert eiser aan dat hij geloofwaardige verklaringen heeft afgelegd over de problemen die hij heeft ondervonden met de politie. Eiser gelooft verder in voodoo en het medicijn dat hem is gegeven. Verweerder kan dit niet ter zijde schuiven door te verwijzen naar de geldende natuurwetten. Verweerder had een Nigeria- of voodoodeskundige moeten inschakelen om de geloofwaardigheid van het voodooritueel en het voorval met de kogel te onderzoeken. Over de dreigementen van de [A] vanwege de weigering om lid te worden voert eiser aan dat door verweerder ten onrechte nauwelijks vragen zijn gesteld over de problemen die hij heeft ondervonden en bij terugkeer verwacht te ondervinden. Omdat eiser in zijn vrije asielrelaas dit element als asielgrond naar voren heeft gebracht, had verweerder in het kader van de onderzoeksplicht hierover moeten doorvragen. Verweerder heeft dit ten onrechte nagelaten, te meer omdat uit het ambtsbericht blijkt dat [A] zich schuldig maken aan op de persoon gerichte bedreigingen en geweld tegen (afvallige) leden en onschuldige burgers. Dit is een bevestiging van de verklaringen van eiser. Het besluit is in strijd met het
zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder is in het bestreden besluit ingegaan op de door eiser naar voren gebrachte zienswijze. Voor zover eiser in zijn beroepsgronden de zienswijze als herhaald en ingelast heeft beschouwd, gaat de rechtbank daaraan voorbij. Het is aan eiser om in de gronden van beroep aan te geven dat en in welke zin verweerder in zijn motivering in het bestreden besluit tekort is geschoten. De enkele verwijzing naar de zienswijze kan dan ook niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het relevante element over de problemen met de politie vanwege de toegedichte tegenstand tegen koning [plaatselijke koning] ongeloofwaardig heeft mogen vinden. Over het incident met de kogel en de voodoo/medicijnen heeft verweerder gemotiveerd dat volgens de geldende natuurwetten het onmogelijk is dat eiser is beschoten met een kogel en dat deze kogel zijn lichaam niet heeft kunnen binnendringen. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat het geloof van eiser in bepaalde Afrikaanse rituelen niet wordt verworpen, maar dat het zeer onwaarschijnlijk wordt geacht dat door een dergelijk ritueel een kogel die hem heeft geraakt, zijn lichaam niet kan binnendringen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit kunnen vinden en is verweerder niet gehouden om voor de beoordeling van het asielrelaas van eiser een Nigeria- of voodoodeskundige in te schakelen. Daarbij is verder van belang dat verweerder dit relevante element niet alleen ongeloofwaardig heeft gevonden op grond van het niet binnendringen van de kogel, maar ook op andere gronden. Verweerder heeft bijvoorbeeld meegewogen dat uit het handelen van eiser niet de urgentie blijkt om te ontkomen aan de politie. Zo heeft hij naar eigen zeggen nog een busje vernield en heeft hij de tijd genomen om in een ander gebouw een tang te vinden om mensen te bevrijden die hij niet kent, terwijl de politie achter hem aan zit. Verweerder wijst er verder op dat eiser alleen
het vermoeden heeft dat de politie nog naar hem op zoek is en dit verder niet aannemelijk heeft gemaakt. Zo heeft hij verklaard dat hij altijd in het bos was, maar tegelijkertijd dat hij van anderen had gehoord dat de politie naar hem op zoek was. Bovendien was dit allemaal in 2012. Verweerder heeft hiermee een voldoende motivering gegeven en de rechtbank vindt dat verweerder hiermee niet ten onrechte de door eiser gestelde problemen met de politie ongeloofwaardig heeft bevonden.
6. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder op grond van de verklaringen van eiser tijdens het nader gehoor de problemen met de [A] ongeloofwaardig heeft kunnen vinden. De rechtbank is het met verweerder eens dat hierover weliswaar niet veel vragen zijn gesteld tijdens het nader gehoor, maar dat dit niet leidt tot een zorgvuldigheids- of motiveringsgebrek. Uit de verklaringen van eiser tijdens het gehoor blijkt namelijk dat de [A] aan hem vroegen om lid te worden en dat eiser antwoordde dat hij dat niet wilde en dat als ze doorgingen hij naar de politie zou gaan. Hieruit blijkt niet dat eiser op enig moment is bedreigd. Verweerder heeft vervolgens gevraagd of de [A] eiser momenteel nog zoeken, maar uit het antwoord van eiser op deze vraag kan niet worden afgeleid dat dit het geval is. Dat eiser niet in staat zou zijn om hierover te verklaren blijkt niet uit het medisch advies of uit andere (medische) stukken. Verder is niet gebleken dat verweerder onvoldoende
rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de gestelde vragen voldaan aan zijn onderzoeksplicht. Eiser heeft tot slot nagelaten om kenbaar te maken wat hij anders of meer had willen vertellen over de problemen met de [A] en daarbij concreet te maken waarom hij op dit moment nog vreest voor hen. Eiser heeft hiervoor de gelegenheid gehad in de correcties en aanvullingen of in de zienswijze. Ook in de gronden van beroep heeft eiser niet aangegeven wat hij nog meer had willen vertellen over de bedreigingen die hij zou hebben gehad. Nu eiser dit niet heeft gedaan, mocht verweerder uitgaan van zijn verklaringen tijdens het nader gehoor.
Verweerder heeft daarom in het bestreden besluit kunnen volstaan met de motivering dat uit de verklaringen van eiser volgt dat hij is gevraagd om lid te worden van de [A], maar dat hij dit heeft geweigerd en dat nergens uit blijkt dat eiser is bedreigd.
7. Gelet op de hiervoor besproken tegenwerpingen heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom hij het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig acht. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
8. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr.
A.M. Zwijnenberg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
14 december 2022

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.