ECLI:NL:RBDHA:2022:15308
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, conform de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat hij bij terugkeer naar Italië zal worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling, omdat hij geen opvang zou krijgen en er systematische tekortkomingen in de Italiaanse asielprocedure zouden zijn.
De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld op 6 december 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn besluit mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat Nederland erop kan vertrouwen dat Italië zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat in zijn specifieke geval van dit beginsel moet worden afgeweken. De rechtbank heeft de door eiser ingebrachte rapporten, waaronder het AIDA-rapport en het SFH/OSAR-rapport, meegewogen, maar concludeert dat deze niet voldoende zijn om aan te tonen dat de situatie in Italië zodanig is dat hij daar niet veilig kan worden opgevangen.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan tegen deze uitspraak binnen een week hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.