ECLI:NL:RBDHA:2022:15308

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
NL22.23914
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, conform de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat hij bij terugkeer naar Italië zal worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling, omdat hij geen opvang zou krijgen en er systematische tekortkomingen in de Italiaanse asielprocedure zouden zijn.

De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld op 6 december 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn besluit mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat Nederland erop kan vertrouwen dat Italië zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat in zijn specifieke geval van dit beginsel moet worden afgeweken. De rechtbank heeft de door eiser ingebrachte rapporten, waaronder het AIDA-rapport en het SFH/OSAR-rapport, meegewogen, maar concludeert dat deze niet voldoende zijn om aan te tonen dat de situatie in Italië zodanig is dat hij daar niet veilig kan worden opgevangen.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan tegen deze uitspraak binnen een week hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.23914
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. R.J.J. Flantua),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. drs. J.P.M. Wuite)

Procesverloop

Bij besluit van 22 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.23915, op 6 december 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.H.H. Al-Nima. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om overname gedaan. Italië heeft dit verzoek aanvaard.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
2. Eiser voert aan dat hij bij terugkeer naar Italië zal worden blootgesteld aan een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Hv), omdat hij bij terugkeer zo goed als zeker geen opvang zal krijgen. Daarbij komt dat er sprake is van systematische tekortkomingen in de
Italiaanse asielprocedure en opvangvoorzieningen, wat leidt tot een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verweerder heeft nagelaten deze schending grondig te onderzoeken. Als Dublinterugkeerder kan hij zich niet direct registreren als asielzoeker en moet hij mogelijk maanden op straat slapen. Hij heeft voor zijn vertrek uit Italië ook al op het treinstation in Milaan moeten slapen en heeft daar ook asielzoekers gezien. Daarnaast heeft eiser medische klachten, hij heeft rugklachten waar hij ook pijnstilling voor gebruikt en oefeningen moet doen. Dit heeft hij onderbouwd met zijn medisch dossier. Eiser is van mening dat hij hiervoor in Nederland behandeld dient te worden. Eiser verwijst naar het AIDA rapport, Update 2021, waaruit volgt dat het voor asielzoekers moeilijk is om toegang te krijgen tot medische zorg en eiser stelt dat het voor een goede behandeling ook niet helpt dat de opvangvoorzieningen slecht zijn. Daarnaast staat in het SFH/OSAR-rapport van 17 februari 2022 dat voor medische zorg slechts 15 minuten per persoon per maand beschikbaar is en dat taal een belangrijk obstakel is.
3. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Italië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft dit nog bevestigd in de uitspraken van onder meer 26 november 20211, 6 januari 20222 en 26 augustus 20223. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden.
4. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan ten opzichte van Italië. Het AIDA rapport, Update 2021 over Italië is meegewogen in bovengenoemde uitspraken van de ABRvS. Met dit rapport heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de situatie in Italië anders ligt dan de feitelijke situatie waarop de uitspraken van de ABRvS zijn gebaseerd. Eiser heeft ook niet met zijn persoonlijke ervaringen aannemelijk gemaakt dat hij geen toegang zal krijgen tot de opvang of tot de asielprocedure. Eiser heeft immers
zelf geen asiel aangevraagd in Italië. Eiser dient zich bij voorkomende problemen te wenden tot de daartoe geëigende instanties, dan wel bij de hogere autoriteiten. Het is de rechtbank niet gebleken dat voor eiser die mogelijkheid niet bestaat of dat klagen zinloos is. Het SFH/OSAR rapport van 17 februari 2022 waar eiser naar verwijst is niet eerder meegenomen in een beoordeling door de ABRvS. Dit rapport gaat met name over de terugkeer van kwetsbare personen. Uit het SFH/OSAR rapport maakt de rechtbank op dat, indien een Dublinterugkeerder (intensieve) psychische/psychiatrische zorg nodig heeft, deze zorgbehoefte niet kan worden gegarandeerd in Italië. Eiser heeft medische stukken overgelegd daterend van 10 juli 2022, waaruit blijkt dat eiser rugklachten en pijnklachten heeft. Eiser ontvangt pijnstillende medicijnen voor zijn klachten. Hieruit blijkt niet dat de situatie zoals beschreven in het rapport op eiser van toepassing is. Bovendien volgt uit de medische stukken niet dat eiser onder behandeling staat van een specialist en dat hij die behandeling alleen in Nederland en niet in Italië kan krijgen. Uitgaande van het interstatelijk vertrouwensbeginsel wordt de zorg in Italië vergelijkbaar geacht met de zorg in Nederland. Dat eiser obstakels zal ervaren bij het verkrijgen van toegang tot medische zorg maakt niet dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Deze
obstakels worden immers niet gezien als aan het systeem gerelateerde structurele tekortkomingen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij geen toegang zal krijgen tot de voor hem benodigde zorg. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder ook ten aanzien van eiser van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan en dat verweerder niet ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Italië zich in zijn geval niet aan zijn internationale verplichtingen zal houden. Verder wordt eiser overgedragen aan Italië op grond van de Dublinverordening. Door het claimakkoord heeft Italië gegarandeerd dat zij de asielaanvraag van eiser in behandeling zal nemen in overeenstemming met de Europese richtlijnen en verdragen op het gebied van het asielrecht. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 december 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.