ECLI:NL:RBDHA:2022:15313
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-overeenkomst
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 december 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te maken met een afwijzing van zijn aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De afwijzing was gebaseerd op de stelling dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, conform de Dublin-overeenkomst. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 6 december 2022, maar verzoeker en zijn gemachtigde waren niet aanwezig, terwijl de gemachtigde van de verweerder wel aanwezig was. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak ook een andere zaak, NL22.23263, behandeld, waarin een uitspraak is gedaan op het beroep van verzoeker. Aangezien er in die andere zaak al een uitspraak is gedaan, was er volgens de voorzieningenrechter geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van griffier mr. M.A.W.M. Engels, en is openbaar gemaakt op 15 december 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.