ECLI:NL:RBDHA:2022:15315

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
9985429
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvulling beschikking over vergoeding van overwerkuren in arbeidszaak

In deze zaak heeft de kantonrechter op 22 december 2022 een aanvulling gegeven op een eerdere beschikking van 26 september 2022, waarin de vergoeding van overwerkuren door de werkgever aan de werknemer werd besproken. De werknemer, vertegenwoordigd door mr. M.C. van Deventer, had verzocht om aanvulling van de beschikking, omdat er geen beoordeling was gegeven over de vergoeding van 334 overuren, vermeerderd met wettelijke verhoging en rente. De werkgever, vertegenwoordigd door mr. A.H.M. Booijink, verzocht de werknemer niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot aanvulling.

De kantonrechter constateerde dat in de eerdere beschikking geen beoordeling was gegeven over de vordering van de overwerkuren, ondanks dat het dictum een afwijzing van het 'meer of anders' gevorderde bevatte. De rechter oordeelde dat de aanvulling op basis van artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gerechtvaardigd was, omdat een deel van de vordering over het hoofd was gezien. De kantonrechter wees de vordering van de werknemer af, omdat er geen feitelijke onderbouwing was voor de gevorderde overuren. De werknemer had in een gewijzigd petitum een vordering van 334 overuren ingediend, maar had niet voldoende feiten en omstandigheden geschetst om deze vordering te onderbouwen.

De beslissing van de kantonrechter was om de aanvulling van de beschikking van 26 september 2022 te bevestigen, de vordering voor de overuren af te wijzen en de eerdere beschikking voor het overige te handhaven. De aanvulling werd ter openbare terechtzitting uitgesproken en aan de minuut van de eerdere beschikking gehecht.

Uitspraak

Bijlage bij de beschikking van 26 september 2022, gegeven op 22 december 2022
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Leiden
kenmerk: 9985429 \ EJ VERZ 22-84990
datum verbetering: 22 december 2022
Herstelbeschikking van de kantonrechter van 22 december 2022
Aanvulling van de op 26 september 2022 gegeven beschikking
in de zaak van:
de naamloze vennootschap Dela uitvaartverzorging N.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Eindhoven,
verzoekende partij in de zaak van het verzoek,
verwerende partij in de zaak van het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. A.H.M. Booijink,
tegen
[werknemer] ,
wonende te [plaats] ,
verwerende partij in de zaak van het verzoek,
verzoekende partij in de zaak van het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. M.C. van Deventer.
Partijen worden aangeduid als “de werkgever” en “de werknemer”.

1.Het verzoek tot aanvulling

1.1.
Bij brief van 24 november 2022 heeft de gemachtigde van werknemer de kantonrechter verzocht de op 26 september 2022 in de onderhavige zaak gegeven beschikking aan te vullen, nu een beoordeling over een vergoeding gelijk aan 334 overuren, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, ontbreekt.
1.2.
De gemachtigde van werkgever heeft op 25 november 2022 gereageerd op het verzoek. De gemachtigde van werkgever verzoekt werknemer niet ontvankelijk te verklaren in haar verbeterverzoek, althans haar deze te ontzeggen als niet eenvoudig en/of ongegrond. Indien de kantonrechter wel tot een beoordeling toekomt, dan verzoekt de werkgever dat de werknemer niet ontvankelijk wordt verklaard, althans dat het verzoek als niet onderbouwd en/of ongegrond wordt afgewezen.
1.3.
De gemachtigde van werknemer heeft vervolgens op 28 november 2022 gereageerd op de brief van de gemachtigde van werkgever.

2.De beoordeling

2.1.
De kantonrechter constateert dat in de beschikking van 26 september 2022 geen beoordeling over de vordering ten aanzien van de overwerkuren staat. Weliswaar wordt in het dictum het “meer of anders” gevorderde afgewezen maar een beoordeling op dit onderdeel van het gevorderde ontbreekt. De Hoge Raad heeft in haar uitspraak van 10 april 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH2465) overwogen dat aanvulling van een uitspraak op de voet van artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering (Rv) ook kan plaatsvinden als het dictum van die uitspraak weliswaar een afwijzing van het "meer of anders" gevorderde dan wel verzochte bevat, maar de rechter tot de conclusie komt dat hij daarbij een (deel van de) vordering of een (deel van het) verzoek over het hoofd heeft gezien en die afwijzing daarop dan ook geen betrekking heeft. Daarvan is in dit geval sprake. De kantonrechter zal dan ook de beschikking aanvullen op grond van artikel 32 Rv. Daarbij wordt geen acht geslagen op de stellingen die in de brieven van 24, 25 en 28 november 2022 zijn ingenomen noch op de overgelegde producties.
2.2.
Op vrijdagmiddag 26 augustus 2022 heeft [werknemer] voorafgaande aan de mondelinge behandeling van maandag 29 augustus 2022 een gewijzigd petitum ingediend. De wijziging zag op de toevoeging van een vordering van 334 overuren en een reële proceskostenvergoeding.
2.3.
Voor de onderbouwing van de vordering van de 334 overuren wordt in het gewijzigd petitum verwezen naar productie 47B. Op de mondelinge behandeling is bij aanvang gesproken over het toelaten van de eisvermeerdering. In de pleitnota van de gemachtigde van [werknemer] zelf staat geen nadere onderbouwing van de vordering.
2.4.
Een vordering begint met het schetsen van feiten en omstandigheden die kunnen dienen ter onderbouwing van die vordering. Die feitelijke onderbouwing ontbreekt omdat één werkdag voor de mondelinge behandeling in een gewijzigd petitum als extra vordering 334 uur wordt gevorderd. Daarbij wordt niet omschreven waarom de werkgever moet worden veroordeeld tot betaling van deze overuren. Een verwijzing naar een productie is daarvoor niet voldoende. Het is vaste rechtspraak dat een feitelijke grondslag voor een vordering niet kan worden gecreëerd dan wel aangevuld door slechts te verwijzen naar producties (vergelijk HR 7 december 1990, NJ 1991, 216). Van een partij mag worden gevergd dat hij expliciteert wat als feitelijke grondslag van zijn vordering heeft te gelden en waarom de producties de door hem betrokken stellingen kunnen onderbouwen. De kantonrechter komt tot de conclusie dat de vordering moet worden afgewezen omdat enige onderbouwing ontbreekt.”
2.5.
Voor een aanvullende beslissing over de proceskosten bestaat geen aanleiding.
De beslissing
De kantonrechter:
vult de beoordeling van de beschikking van 26 september 2022 aan met:

Overuren
5.23.
Op vrijdagmiddag 26 augustus 2022 heeft [werknemer] voorafgaande aan de mondelinge behandeling van maandag 29 augustus 2022 een gewijzigd petitum ingediend. De wijziging zag op de toevoeging van een vordering van 334 overuren en een reële proceskostenvergoeding.
5.24.
Voor de onderbouwing van de vordering van de 334 overuren wordt in het gewijzigd petitum verwezen naar productie 47B. Op de mondelinge behandeling is bij aanvang gesproken over het toelaten van de eisvermeerdering. In de pleitnota van de gemachtigde van [werknemer] zelf staat geen nadere onderbouwing van de vordering.
5.25.
Een vordering begint met het schetsen van feiten en omstandigheden die kunnen dienen ter onderbouwing van die vordering. Die feitelijke onderbouwing ontbreekt omdat één werkdag voor de mondelinge behandeling in een gewijzigd petitum als extra vordering 334 uur wordt gevorderd. Daarbij wordt niet omschreven waarom de werkgever moet worden veroordeeld tot betaling van deze overuren. Een verwijzing naar een productie is daarvoor niet voldoende. Het is vaste rechtspraak dat een feitelijke grondslag voor een vordering niet kan worden gecreëerd dan wel aangevuld door slechts te verwijzen naar producties (vergelijk HR 7 december 1990, NJ 1991, 216). Van een partij mag worden gevergd dat hij expliciteert wat als feitelijke grondslag van zijn vordering heeft te gelden en waarom de producties de door hem betrokken stellingen kunnen onderbouwen. De kantonrechter komt tot de conclusie dat de vordering moet worden afgewezen omdat enige onderbouwing ontbreekt.”
vult het dictum van de beschikking van 26 september 2022 aan met:
“- wijst de vordering voor wat betreft de gevorderde overuren af;”
en gelast de griffier van deze rechtbank om deze aanvulling aan de minuut van de beschikking van 26 september 2022 te hechten en om op de eerste bladzijde van die minuut de volgende tekst te stellen:
“Deze beschikking is aangevuld bij herstelbeschikking van 22 december 2022 van kantonrechter mr. W.A. Swildens, en aan deze beschikking gehecht en opnieuw uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2022”;
- handhaaft de beschikking van 26 september 2022 voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. W.A. Swildens, en bij diens afwezigheid getekend en uitgesproken door mr. S.M. Westerhuis-Evers ter openbare terechtzitting van 22 december 2022.