ECLI:NL:RBDHA:2022:15342
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot verantwoordelijkheid Polen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 december 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Polen verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielverzoek. Dit besluit, genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 18 november 2022, leidde tot beroep van de verzoeker. Tijdens de zitting op 6 december 2022, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M.H.R. de Boer, werd het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening, aangezien er op dezelfde dag een uitspraak was gedaan in een gerelateerde zaak (NL22.23651). Hierdoor werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter, mr. L.A. Banga, heeft in zijn beslissing aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 december 2022 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.