ECLI:NL:RBDHA:2022:15359

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
NL22.19063
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoeker, die in beroep was gegaan tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag. Verzoeker had op 23 september 2022 beroep ingesteld omdat er geen tijdige beslissing was genomen. Op 25 oktober 2022 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft in overweging genomen dat partijen niet voor een zitting zijn uitgenodigd, omdat dit niet nodig was volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen. De rechtbank heeft de hoogte van de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 379,50, rekening houdend met de wegingsfactor 'licht' en het feit dat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoeker. De uitspraak is gedaan door rechter M.C. Verra, met griffier B.L. Duteweert.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.19063
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V Nummer]

(gemachtigde: mr. B. Snoeij), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder heeft op 11 november 2022 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verzoeker is op 23 september 2022 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. Op 25 oktober 2022 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op zijn aanvraag. Verzoeker heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en aangegeven dat hij bereid is om de proceskosten tot een bedrag van € 379,50 te vergoeden. Verweerder gaat daarbij uit van wegingsfactor “licht” aangezien het beroep enkel ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.
5. Omdat verweerder pas nadat verzoeker in beroep is gegaan een beslissing heeft genomen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt.
Verweerder moet dit betalen. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag omdat verzoeker een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen.
6. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van
B.L. Duteweert, griffier
.
14 december 2022
Afschrift verzonden aan partijen op:

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.