ECLI:NL:RBDHA:2022:15400
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen buiten behandelingstelling van asielaanvraag wegens onvolledigheid
In deze zaak heeft eiser, een Irakese nationaliteit, op 21 november 2022 een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Eiser stelde dat hij nieuwe (originele) stukken had die aantonen dat hij gevaar loopt in Irak vanwege zijn bekering. Echter, in het besluit van 29 november 2022 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat deze niet volledig was. Eiser was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep op 22 december 2022 behandeld, maar beide partijen zijn niet verschenen. De rechtbank moest beoordelen of de Staatssecretaris terecht de aanvraag buiten behandeling had gesteld. De rechtbank concludeerde dat dit inderdaad het geval was, omdat eiser de nieuwe documenten niet had bijgevoegd en niet tijdig had gereageerd op het verzoek om aanvullende informatie. Bovendien had eiser geen nieuwe verklaringen over zijn bekering ingediend en had hij ook geen medische omstandigheden vermeld die zijn terugkeer naar Irak zouden belemmeren.
De rechtbank oordeelde dat de aanvraag terecht buiten behandeling was gesteld en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C. Verra en bekendgemaakt op 30 december 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.