ECLI:NL:RBDHA:2022:15400

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 december 2022
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
NL22.24802
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buiten behandelingstelling van asielaanvraag wegens onvolledigheid

In deze zaak heeft eiser, een Irakese nationaliteit, op 21 november 2022 een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Eiser stelde dat hij nieuwe (originele) stukken had die aantonen dat hij gevaar loopt in Irak vanwege zijn bekering. Echter, in het besluit van 29 november 2022 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat deze niet volledig was. Eiser was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep op 22 december 2022 behandeld, maar beide partijen zijn niet verschenen. De rechtbank moest beoordelen of de Staatssecretaris terecht de aanvraag buiten behandeling had gesteld. De rechtbank concludeerde dat dit inderdaad het geval was, omdat eiser de nieuwe documenten niet had bijgevoegd en niet tijdig had gereageerd op het verzoek om aanvullende informatie. Bovendien had eiser geen nieuwe verklaringen over zijn bekering ingediend en had hij ook geen medische omstandigheden vermeld die zijn terugkeer naar Irak zouden belemmeren.

De rechtbank oordeelde dat de aanvraag terecht buiten behandeling was gesteld en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C. Verra en bekendgemaakt op 30 december 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.24802
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V Nummer]

geboren op [geboortedatum] 1991
van Irakese nationaliteit
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: M. Ruijzendaal).

Inleiding

Op 21 november 2022 heeft eiser een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend omdat hij nieuwe (originele) stukken heeft die aantonen dat hij gevaar loopt in Irak vanwege zijn bekering.
In het besluit van 29 november 2022 heeft verweerder eisers opvolgende aanvraag in de algemene procedure buiten behandeling gesteld. Eiser is het hier niet mee eens en heeft daarom beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening (zaaknummer NL22.24803), op 22 december 2022 op zitting behandeld. Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

1. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verweerder eisers aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld. De rechtbank beoordeelt dit aan de hand van de door eiser aangevoerde beroepsgronden.
2. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht eisers aanvraag buiten behandeling gesteld omdat de aanvraag niet volledig is. Het is aan eiser om een complete aanvraag in te dienen. Eiser heeft de nieuwe documenten niet bij zijn aanvraag bijgevoegd. Verweerder heeft in het voornemen eiser in de gelegenheid gesteld om binnen één week de documenten alsnog te overleggen. Dat heeft eiser niet gedaan. De aanvraag is dus
onvolledig en verweerder mocht deze buiten behandeling stellen. Dat eiser niet op tijd de benodigde gegevens heeft overgelegd komt voor zijn rekening en risico.
3. Verder is niet gebleken dat er sprake is van nieuwe verklaringen ten aanzien van eisers bekering, zoals in het beroepschrift nog is gesteld. Eiser heeft dit in ieder geval niet op het aanvraagformulier aangeven. Verweerder was dan ook niet gehouden om eiser (hierover) te horen. Evenmin heeft eiser in de aanvraag melding gemaakt van medische omstandigheden en dat zijn terugkeer naar Irak daarom in strijd zou zijn met artikel 3 van het EVRM1. Ook dit heeft hij voor het eerst genoemd in het beroepschrift. In dat verband merkt de rechtbank nog op dat er momenteel ook nog een bezwaarprocedure loopt tegen de afwijzing van het verzoek om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. In die procedure kan het genoemde BMA-advies eventueel worden betrokken.
4. De aanvraag is terecht buiten behandeling gesteld. Het beroep is daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
1 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 december 2022

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.