In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.J.M. Mohrmann, had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.A.M. Janssen, niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Frankrijk volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat verweerder niet voldoende rekening had gehouden met zijn individuele omstandigheden en dat de terugnameprocedure onterecht was toegepast.
De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank overwoog dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling was genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk was, en dat dit verzoek door Frankrijk was geaccepteerd. Eiser voerde aan dat verweerder niet had voldaan aan zijn eigen beleid en dat er bijzondere omstandigheden waren die een andere beoordeling rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde echter dat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen, en dat er geen aanleiding was voor een overnameverzoek in plaats van een terugnameverzoek.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de terugnameprocedure correct was toegepast. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 23 november 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.