ECLI:NL:RBDHA:2022:15434

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
Nl22.21404
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag op basis van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiseres, mede namens haar minderjarige kind. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank overweegt dat er geen procesbelang is, omdat de asielaanvragen van eiseres niet in behandeling zijn genomen en Duitsland een terugnameverzoek heeft geaccepteerd. De gemachtigde van eiseres voerde aan dat er druk op eiseres werd uitgeoefend om met haar gezin naar Duitsland te vertrekken, maar de rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om deze druk te veronderstellen. De rechtbank wijst erop dat artikel 30, tweede lid, van de Vreemdelingenwet niet van toepassing is op vrijwillig vertrek, zoals in dit geval.

De rechtbank concludeert dat eiseres geen behoefte meer heeft aan internationale bescherming in Nederland, gezien het lange tijdsverloop zonder contact met haar gemachtigde. Daarom is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter M. Eversteijn, in aanwezigheid van griffier E. Mulder.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.21404
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , mede namens haar minderjarige kind [minderjarige], eiseres
V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. W. Spijkstra),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.A.M. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 20 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.21405, op 15 november 2022 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen.1 De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening2 Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. In dit geval heeft verweerder een terugnameverzoek naar Duitsland gestuurd. Duitsland heeft dit verzoek geaccepteerd.
3. De gemachtigde van eiseres voert aan dat hij eiseres voor het laatst heeft gesproken ten behoeve van de zienswijze, die op 23 september 2022 is ingediend. Daarna heeft de gemachtigde van eiseres geen contact meer gehad met eiseres. Bij dit soort zaken wordt volgens de gemachtigde van eiseres druk uitgeoefend op eiseres. Er wordt tijdens het aanmeldgehoor gezegd dat eiseres met haar minderjarige zoon naar Duitsland en haar partner naar Polen moet. Werk je niet mee, dan wordt je in bewaring gesteld. Op deze manier wordt eiseres door verweerder onder druk gezet om als een gescheiden gezin te leven. Eiseres is daardoor bang geworden. Zij heeft er daarom voor gekozen om met het hele gezin naar een ander land te vertrekken. In dit geval kan het daarom volgens de gemachtigde van eiseres ook niet leiden tot een niet-ontvankelijk beroep. Als je overgedragen wordt of ergens heen bent gegaan, heb je ook de mogelijkheid om het beroep door te laten gaan, op grond van artikel 30, tweede lid, van de Dublinverordening. Het beroep kan daarom beoordeeld worden en bekeken kan worden of er sprake is van een terecht claimverzoek.
4. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van procesbelang. Het aanmeldgehoor van 18 juni 2022 waar de gemachtigde van eiseres ter zitting op heeft gewezen ziet op de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Artikel 30, tweede lid, van de Vreemdelingenwet zegt daarover dat een vreemdeling die een asielaanvraag heeft gedaan gehoord kan worden over eventuele bezwaren tegen de overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat. Artikel 3.108d van het Vreemdelingenbesluit schrijft verschillende onderwerpen voor waarover vragen gesteld kunnen worden die van belang zijn in voornoemd kader. De rechtbank ziet geen aanleiding om in de vragen en antwoorden van het aanmeldgehoor van 18 juni 2022 de gesuggereerde druk te lezen. Die is er dan ook niet volgens de rechtbank.
5. Het standpunt van de gemachtigde van eiseres ten aanzien van artikel 30, tweede lid van de Dublinverordening volgt de rechtbank niet, gelet op de plek waar deze bepaling staat in de Dublinverordening. In dit artikel gaat het om een overdracht na een claimakkoord met al dan niet medewerking van verzoeker en onder begeleiding van de uitvoeringsinstanties die verantwoordelijk zijn voor de overdracht van eisers. Dit artikel gaat dus niet over vrijwillig vertrek, zoals in dit geval aan de orde.
6. Verder kijkt de rechtbank naar het contact tussen eiseres en haar gemachtigde. Gemachtigde van eiseres zegt na de zienswijze van 23 september 2022 geen contact meer te hebben gehad met eiseres. Het is nu 15 november 2022, dat betekent dat er een lange tijd is dat eiseres geen contact heeft gehad met haar gemachtigde. Daaruit leidt de rechtbank af dat
1 Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingwet 2000 (Vw).
2 Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.
eiseres geen behoefte meer heeft aan de door hen verzochte internationale bescherming in Nederland. Daarom is er geen sprake procesbelang.
7. Het beroep is niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2022 door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
15 november 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.