ECLI:NL:RBDHA:2022:15434
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag op basis van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiseres, mede namens haar minderjarige kind. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank overweegt dat er geen procesbelang is, omdat de asielaanvragen van eiseres niet in behandeling zijn genomen en Duitsland een terugnameverzoek heeft geaccepteerd. De gemachtigde van eiseres voerde aan dat er druk op eiseres werd uitgeoefend om met haar gezin naar Duitsland te vertrekken, maar de rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om deze druk te veronderstellen. De rechtbank wijst erop dat artikel 30, tweede lid, van de Vreemdelingenwet niet van toepassing is op vrijwillig vertrek, zoals in dit geval.
De rechtbank concludeert dat eiseres geen behoefte meer heeft aan internationale bescherming in Nederland, gezien het lange tijdsverloop zonder contact met haar gemachtigde. Daarom is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter M. Eversteijn, in aanwezigheid van griffier E. Mulder.