ECLI:NL:RBDHA:2022:15473
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep wegens tijdige beslissing door verweerder
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding. De eiser, vertegenwoordigd door mr. L.M. Ligtvoet-van Tuijn, had beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Op 26 oktober 2022 heeft de verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna de eiser zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft besloten dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat, op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), de proceskosten van de tegenpartij vergoed kunnen worden. Aangezien de verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen, heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiser recht heeft op een vergoeding van de gemaakte proceskosten. De rechtbank kent een bedrag van € 379,50 toe, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. De uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.