ECLI:NL:RBDHA:2022:15538

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
NL22.11493
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. J.M. Niemer, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid omdat er niet tijdig is beslist op hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf, ingediend op 6 juli 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn heeft gereageerd op de ingebrekestelling van eisers, die op 21 maart 2022 is verzonden en op 23 maart 2022 door de Staatssecretaris is ontvangen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de Staatssecretaris in gebreke is gebleven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.11493
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser 1], eiseres
[eiseres], eiser
[eiser 2], eiser Tezamen te noemen: eisers
V-nummers: [V-nummer] , [V-nummer] en [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Niemer), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eisers hebben ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op hun aanvragen van 6 juli 2021 tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1 Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar.2
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de door de rechtbank genoemde termijn opnieuw een besluit heeft genomen op de aanvragen van eisers. De rechtbank stelt vast dat eisers verweerder op 21 maart 2022, bij verweerder ontvangen op 23 maart 2022, in gebreke hebben gesteld en dat sindsdien twee weken voorbij zijn gegaan.
4. Het beroep is kennelijk gegrond.
1. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. In zijn verweerschrift verzoekt verweerder een maatwerkopdracht te geven die recht doet aan de (on)mogelijkheden van de uitvoeringspraktijk door het aanhouden van het beroep en na vier weken opnieuw de stand van zaken op te vragen. De rechtbank ziet, mede gelet op de termijn die inmiddels is verstreken sinds de indiening van het verweerschrift op 18 juli 2022, geen aanleiding om mee te gaan in dit verzoek van verweerder. Dit wordt mede ingegeven omdat verweerder de rechtbank in de tussentijd niet heeft geïnformeerd over de stand van zaken van eventueel nader beoogd onderzoek. Dat de rechtbank bij verweerder zou moeten informeren naar de stand van zaken, zoals verweerder voorstelt, vindt de rechtbank een omgekeerde wereld. Het is verweerder die pas na het instellen van het onderhavige beroep aangeeft nader document onderzoek te willen verrichten en eventueel daarna nog DNA-onderzoek. Het ligt dan op verweerders weg om de rechtbank hierover te informeren hangende de beroepsprocedure. Verweerder moet daarom binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van twee weken na het verzenden van deze uitspraak een besluit nemen.
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. In overeenstemming met het beleid in vreemdelingenzaken, wat door het Landelijk Overleg Vakinhoud Bestuursrecht (LOVB) per 25 maart 2020 is gewijzigd, wordt het maximum bepaalt op € 7.500,-. Omdat de aanvraag ten behoeve van eisers gelijktijdig is gedaan en zij gezinsleden zijn, brengt een redelijke wetstoepassing met zich mee dat de zaken van eisers in dit geval worden beschouwd als samenhangende zaken en één dwangsom wordt toegekend voor hen gezamenlijk.
7. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag omdat eisers een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld om voor hen een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50.
8. Verder beschouwt de rechtbank deze zaken vanwege de inhoud als samenhangende zaken. Daarom blijft de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in een zaak zou worden toegekend (artikel 3 Bpb).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn rechter, in aanwezigheid van
B.L. Duteweert, griffier.
07 november 2022
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.