ECLI:NL:RBDHA:2022:156

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 januari 2022
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 8250
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor aarden dam in Oegstgeest

Op 7 januari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, bestaande uit vier personen uit Oegstgeest, hadden bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest, dat op 15 november 2021 een tijdelijke omgevingsvergunning had verleend voor het realiseren van een aarden dam bij de natuurschaatsbaan. De verzoekers vorderden een voorlopige voorziening om de uitvoering van de vergunning te staken, omdat zij vreesden voor onherstelbare schade aan het rijksmonument.

De voorzieningenrechter overwoog dat de vergunde werkzaamheden reeds waren uitgevoerd, waardoor er geen mogelijkheid meer was om een voorlopige voorziening te treffen. De verzoekers hadden in hun correspondentie met de verweerder niet betwist dat de werkzaamheden al waren uitgevoerd, maar stelden dat het verzoek was bedoeld om verdere schade te voorkomen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen, omdat de feitelijke gevolgen van de werkzaamheden zich al hadden voorgedaan en de rechtmatigheidsvragen in de bezwaarprocedure aan de orde konden komen.

De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 januari 2022, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/8250
uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 januari 2022 op het verzoek om een voorlopige voorziening van
[verzoeker 1] , [verzoeker 2] , [verzoeker 3] en [verzoeker 4], te [woonplaats] , verzoekers
(gemachtigde: mr. L.J. Smale),
tegen

het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest, verweerder

(gemachtigde: mr. E.M. Oskam).

Procesverloop

Bij besluit van 15 november 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder een tijdelijke omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een aarden dam bij de natuurschaatsbaan op het perceel nummer C 7558 in Oegstgeest. Het betreft de activiteit ‘wijzigen van een rijksmonument’ ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben bij brief van 20 december 2021 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een reactie op het verzoek gegeven bij e-mail bericht van
28 december 2021. Verzoekers hebben daarop gereageerd bij e-mail bericht van
30 december 2021. Tot slot heeft verweerder bij e-mail bericht van diezelfde datum wederom een reactie gegeven.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
3. Verzoekers hebben niet alleen bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning maar ook bij brief van 10 december 2021 verweerder gesommeerd de werkzaamheden ten behoeve van de uitvoering van deze vergunning te staken en gestaakt te houden. Zij hebben verweerder tevens gesommeerd binnen twee weken na dagtekening van de brief de oude toestand te herstellen en hersteld te houden. Deze brief hebben zij ingebracht bij het verzoek om een voorlopige voorziening.
4. Verweerder heeft bij e-mail van 28 december 2021 te kennen gegeven dat de vergunde werkzaamheden reeds zijn uitgevoerd en er daarom geen spoedeisend belang is.
5. Verzoekers hebben in hun e-mailbericht van 30 december 2021 niet betwist dat de vergunde werkzaamheden reeds zijn uitgevoerd. Zij stellen evenwel dat het verzoek om voorlopige voorziening tot doel heeft te voorkomen dat er verdere onherstelbare en onomkeerbare gevolgen optreden door aantasting van het rijksmonument, en dat de gerealiseerde dam ongedaan moet worden gemaakt. Het doel is tevens dat verweerder niet nogmaals in strijd met gedane toezeggingen onrechtmatige besluiten neemt.
6.1
De voorzieningenrechter overweegt dat met een verzoek om voorlopige voorziening hangende het bezwaar tegen een verleende omgevingsvergunning als thans aan de orde alleen kan worden bewerkstelligd dat die vergunning wordt geschorst, zodat het gebruik maken van die vergunning tijdelijk niet mogelijk is. Daarmee kunnen de indieners bereiken dat de feitelijke gevolgen van de vergunde werkzaamheden zich nog niet zullen voordoen, in afwachting van een heroverweging van de verleende vergunning.
6.2
Nu vaststaat dat de vergunde werkzaamheden - het realiseren van een aarden dam -reeds zijn uitgevoerd, is er geen mogelijkheid tot het treffen van een voorlopige voorziening als hiervoor omschreven. De aarden dam is immers al gerealiseerd. De door verzoekers opgeworpen rechtmatigheidsvragen kunnen aan de orde komen in de bezwaarprocedure.
7. Voor zover het verzoek is gericht tegen het uitblijven van een besluit op het verzoek dat is vervat in de brief van 10 december 2021 overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Voor het beslissen op een verzoek om een bouwstop of toepassing van handhavingsmaatregelen geldt een beslistermijn. Die termijn is ten tijde van deze uitspraak nog niet verstreken zodat verweerder (nog) niet in verzuim is. Bovendien dienen verzoekers verweerder eerst in gebreke te stellen zodra de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken. Voor het treffen van een voorlopige voorziening ziet de voorzieningenrechter thans geen aanleiding.
8. Voor zover verzoekers zich verzetten tegen andere maatregelen en werkzaamheden in het kader van het project ‘Brug Poelgeest’ overweegt de voorzieningenrechter dat deze thans niet in geding zijn. Indien voor dat project in de nabije toekomst andere vergunningen worden verleend staan daartegen de geëigende rechtsmiddelen open.
9. De voorzieningenrechter ziet gelet op het vorenstaande geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het daartoe strekkende verzoek wordt afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.L. Denters, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
7 januari 2022.
griffier De voorzieningenrechter is verhinderd deze
uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.