Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2022 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
18 september 2019 meer arbeidsongeschikt geacht dan voorheen, namelijk 62,56% in plaats van 57,90%. Daarbij is bepaald dat de vervolguitkering (VU)die eiser op grond van de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ontving ongewijzigd wordt voortgezet.
Overwegingen
19 november 2019. Dit rapport is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts. De primaire arts concludeert dat op basis van het eigen onderzoek en de beschikbare medische informatie er onvoldoende medisch objectiveerbare aanknopingspunten zijn om een duidelijke verslechtering per 1 juli 2018 dan wel 18 augustus 2019 aan te nemen. Volgens de primaire arts houdt de bij het voorgaande verzekeringsgeneeskundige onderzoek opgestelde functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 27 februari 2017 ruim voldoende rekening met de belastbaarheid van eiser. Toch heeft de primaire arts op 13 november 2019 een nieuwe FML opgesteld, waarin eiser op sommige items meer beperkt is geacht. Volgens de primaire arts is eiser per 15 oktober 2019 belastbaar conform deze FML.
28 oktober 2020 een aanvullende rapportage opgesteld. In deze rapportage legt zij uit waarom de geduide functies, ondanks een paar signaleringen, de belastbaarheid van eiser niet overschrijden.
27 januari 2022 een rapportage van de arbeidsdeskundige b&b van 26 januari 2022 ingediend. In deze rapportage concludeert de arbeidsdeskundige b&b dat er, afgezien van een kleine correctie wat betreft de indexering van het maatmaninkomen, geen aanleiding is om af te wijken van het standpunt van de primaire arbeidsdeskundige. Volgens de arbeidsdeskundige b&b heeft de primaire arbeidsdeskundige terecht geconcludeerd dat eiser per 18 september 2019 ongeschikt is om de maatgevende arbeid te verrichten. Ook na heroverweging luidt de conclusie dat de eerder geduide functies geschikt zijn voor eiser en dat deze functies op de beoordelingsdatum, 18 september 2019, actueel zijn.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-;
- draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 48,- aan hem te vergoeden.