ECLI:NL:RBDHA:2022:15658

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
NL22.21888
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Gambiaanse eiser op grond van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en onvoldoende informatie over de situatie in Gambia

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Gambiaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die het asielrelaas van de eiser ongeloofwaardig achtte. De eiser had aangevoerd dat hij bij terugkeer naar Gambia vreest voor aanhouding en detentie vanwege zijn betrokkenheid bij een dodelijk ongeluk in juli 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vrees en dat hij niet actief heeft geïnformeerd naar de huidige situatie bij de Gambiaanse autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser tegenstrijdig en summier waren, en dat hij niet adequaat had gereageerd op de vragen van de autoriteiten. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen, omdat de eiser niet had aangetoond dat hij daadwerkelijk in de negatieve belangstelling van de Gambiaanse autoriteiten staat. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en het bestreden besluit bleef in stand. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.21888

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.N. van der Ham),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: R.R. de Groot).

ProcesverloopBij besluit van 21 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser heeft de Gambiaanse nationaliteit en is geboren op [1997]. Eiser heeft
– kort gezegd – aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vreest bij terugkeer naar Gambia te zullen worden aangehouden en gevangengenomen vanwege een ongeluk dat in juli 2016 heeft plaatsgevonden. Eiser stelt dat hij destijds als bijrijder werkzaam was voor een chauffeur, [chauffeur] ([chauffeur]). Hij was verantwoordelijk voor de bagage en het geld dat de passagiers betaalden. [chauffeur] heeft in juli 2016 met zijn auto een jongen geschept. Deze jongen is ter plekke overleden. [chauffeur] is hierop gevlucht. Eiser is meegenomen door de politie en voor vijf dagen vastgehouden. Eiser heeft weten te ontsnappen. Hij heeft nog twee dagen in zijn dorp verbleven en is toen vertrokken uit Gambia. Eiser stelt dat hij bij terugkeer naar Gambia vreest voor een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het EVRM [1] , omdat hij nog steeds wordt gezocht door de politie.
2. Verweerder heeft eisers aanvraag afgewezen als ongegrond. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1) Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) Betrokkene stelt onder de negatieve belangstelling van de Gambiaanse autoriteiten te staan naar aanleiding van zijn betrokkenheid bij het ongeval van juli 2016 en naar aanleiding van zijn ontsnapping uit het politiebureau.
3. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat het eerste element geloofwaardig is, maar het tweede element niet. Hij concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Interesse van de Gambiaanse autoriteiten
4. Verweerder werpt eiser tegen dat hij niet actief heeft geïnformeerd naar de vraag of hij (nog) in de negatieve belangstelling van de Gambiaanse autoriteiten staat. Eiser betwist deze tegenwerping. Volgens eiser heeft hij al een geode verklaring gegeven voor deze omstandigheid. Hij zou sowieso niet meer terug durven gaan naar Gambia, omdat hij ervan overtuigd is dat dat voor hem niet veilig is. Eiser stelt dat hij relevante informatie tijdig (in de bestuurlijke fase) heeft verzameld en aangeleverd. Zo heeft hij verklaard hoe vaak de Gambiaanse autoriteiten sinds zijn vertrek nog bij zijn familie naar hem hebben geïnformeerd.
5. De rechtbank oordeelt dat verweerder aan eiser mag tegenwerpen dat hij niet actief heeft geïnformeerd naar de interesse van de Gambiaanse autoriteiten. De rechtbank kan verweerder in zijn overweging volgen dat van eiser mocht worden verwacht dat hij meer informatie kon verschaffen over de belangstelling die de Gambiaanse autoriteiten (nu nog) voor hem hebben. Eiser stelt namelijk te vrezen voor een langdurige veroordeling op grond van een onterechte veroordeling. Dit betreft de kern van zijn asielrelaas. Om die reden mag verweerder van eiser verwachten dat hij nader kon verklaren over de houding van de Gambiaanse autoriteiten en over zijn vrees wat hem bij terugkeer naar Gambia staat te wachten. Dit vooral omdat eiser Gambia inmiddels al zes jaar geleden heeft verlaten.
6. Eiser heeft bij de correcties en aanvullingen op het nader gehoor aangegeven dat hij (alsnog) informatie heeft ingewonnen bij zijn vader in Gambia. Volgens hem is dat tijdig, want nog vóór het uitbrengen van het bestreden besluit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiser niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser pas zeer onlangs, ná het nader gehoor, nadere informatie bij zijn vader heeft ingewonnen over hoe vaak de politie naar eiser gevraagd heeft. Dit terwijl hij tijdens het nader gehoor heef verklaard dat hij helemaal niet wist of de Gambiaanse autoriteiten de afgelopen zes jaar nog naar hem op zoek waren. Méér nog dan dat: bij eerdere contacten met zijn familie in Gambia is eiser blijkbaar niets meegedeeld over de belangstelling van de politie voor eiser. Van eiser mocht verwacht worden dat hij tijdens het nader gehoor adequater had kunnen verklaren. Hierbij is van belang dat hij ruimschoots de tijd heeft gehad om zijn asielrelaas voor te bereiden én dat hij eerder al in Italië een asielprocedure had doorlopen.
Verklaringen over het ongeluk
7. Niet ten onrechte heeft verweerder de verklaringen van eiser over het ongeluk
tegenstrijdig, summier en vaag bevonden. Hiertoe heeft verweerder mogen aanvoeren dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over wat hij heeft gedaan direct na het ongeluk. In het nader gehoor heeft hij verklaard dat hij in de bus is blijven zitten. In de correcties en aanvullingen heeft hij evenwel verklaard dat hij is uitgestapt en dat hij is gaan kijken bij de aangereden jongen. Eiser heeft niet aangegeven dat de inhoud van het nader gehoor onjuist was en evenmin heeft hij een verklaring van het verschil in zijn verklaringen gegeven. Verder heeft verweerder het vreemd kunnen vinden dat volgens de verklaringen van eiser de politie direct na aankomst zou hebben gevraagd wie de bestuurder en de bijrijder zijn geweest, terwijl het op dat moment nog helemaal niet vanzelfsprekend was dat er sprake was van een bestuurder en een bijrijder. Voorts heeft eiser verklaard dat het busje direct werd meegenomen, zonder dat er iemand nog iets heeft gezegd. In de correcties en aanvullingen op het nader gehoor heeft eiser evenwel aangegeven dat er nog foto’s zijn gemaakt van de aangereden jongen. Dat duidt er eerder op dat de politie ter plekke nog enige tijd heeft doorgebracht samen met betrokkene en de passagiers. Aangezien de omstandigheden van en kort na het ongeluk persoonlijke ervaringen van eiser betreffen op een belangrijk aspect van zijn asielrelaas, had het wel op zijn weg gelegen om hieromtrent uitgebreider en consistent te verklaren. Niet gebleken is dat eiser tijdens het nader gehoor niet of onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om helder en gedetailleerd te verklaren over hetgeen direct na het ongeluk is gebeurd.
8. Verder mocht verweerder van eiser verwachten dat hij méér had kunnen vertellen over [chauffeur]. Pas in de zienswijze heeft eiser verklaard dat hij tevergeefs geprobeerd heeft om telefonisch contact te krijgen met [chauffeur]. Het is evenwel niet gebleken dat eiser in de afgelopen zes jaar, bijvoorbeeld via zijn familie of anderen, heeft geprobeerd op de hoogte te komen van de toestand van [chauffeur]. Omdat de vrees die eiser heeft voor de Gambiaanse autoriteiten sterk samenhangt met het lot van [chauffeur], had het op de weg van eiser gelegen om (actuele) informatie te verkrijgen over [chauffeur].
Geloofwaardigheidsbeoordeling
9. Eiser voert verder aan dat door verweerder is nagelaten om bij de geloofwaardigheidsbeoordeling actief en kenbaar rekening te houden met zijn persoonlijke situatie, waaronder zijn beperkte geletterdheid en ontwikkeling. Verder meent eiser dat verweerder de landeninformatie met betrekking tot Gambia over de werkwijze van de autoriteiten in relatie tot aanklachten en detentie ten onrechte ter zijde heeft geschoven. Ook stelt eiser dat verweerder hem ten onrechte heeft tegengeworpen dat hij in Gambia geen advocaat heeft ingeschakeld. De toegang tot advocaten in Gambia is wezenlijk anders geregeld dan in Nederland. Daar komt volgens eiser bij dat hij Gambia al twee dagen na zijn ontsnapping uit het politiebureau heeft verlaten.
10. De rechtbank stelt vast dat de beroepsgrond met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden een herhaling van de zienswijze betreft. Verweerder is in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd ingegaan op deze aspecten. Eiser heeft in de beroepsgronden niet gemotiveerd waarom deze motivering onjuist is.
11. De rechtbank oordeelt verder dat verweerder op pagina 5 van het bestreden besluit
afdoende is ingegaan op de landeninformatie met betrekking tot Gambia over de werkwijze van de autoriteiten in relatie tot aanklachten en detentie. Verweerder heeft niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat de vage en summiere verklaringen van eiser over zijn vijfdaagse verblijf in het politiebureau niet stroken met zijn gestelde vrees dat hij in Gambia nu nog wordt gezocht. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij in die vijf dagen slechts zijn naam heeft opgegeven, dat hij zich niet heeft hoeven legitimeren en dat hij niet is aangeklaagd. Dat hij nadien zou zijn aangeklaagd, is ook niet gebleken. In dit alles brengt de genoemde landeninformatie geen verandering.
12. Verweerder heeft aan eiser mogen tegenwerpen dat hij in Gambia een advocaat
had kunnen inschakelen. Dit had hij ook nog kunnen doen in de zes jaar nadat hij Gambia had verlaten. Dat eiser hiervoor geen geld had dan wel dat hij de mogelijkheid hiertoe niet kende, verklaart zijn handelen in onvoldoende mate. Verweerder heeft de relevantie van het inschakelen van een advocaat afdoende toegelicht. Een advocaat had kunnen onderzoeken of er een aanklacht tegen eiser is ingediend en zo ja, wat de inhoud daarvan dan is. Het bestaan van zo’n aanklacht had de vrees van eiser om terug te keren naar Gambia kunnen staven. Verweerder heeft daarom aan eiser mogen tegenwerpen dat van eiser verwacht mocht worden dat hij zich had ingespannen om duidelijkheid te verkrijgen over een eventuele aanklacht.
Conclusie
13. De beroepsgronden falen. Het beroep is ongegrond en het bestreden besluit blijft dus in stand.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr.S. Bazaz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.