ECLI:NL:RBDHA:2022:15749
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in relatie tot Italië
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 19 december 2022, is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat de asielaanvraag van eiser ongegrond is verklaard. Eiser, een Russische nationaliteit, had een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft aangevoerd dat de situatie voor asielzoekers in Italië onacceptabel is en dat hij een reëel risico loopt op onmenselijke behandeling, maar de rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om deze claim te onderbouwen.
De rechtbank stelt vast dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat betekent dat verweerder ervan uit mag gaan dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser heeft verschillende rapporten en documenten ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt, maar de rechtbank oordeelt dat deze informatie niet overtuigend genoeg is om te concluderen dat Italië niet in staat is om asielzoekers adequaat te behandelen. De rechtbank wijst erop dat eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigen dat de situatie voor Dublinterugkeerders in Italië niet dusdanig is verslechterd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden gehanteerd.
Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat de medische omstandigheden van eiser, waaronder scoliose, niet voldoende zijn om te concluderen dat overdracht naar Italië onaanvaardbaar zou zijn. Eiser heeft niet aangetoond dat hij niet kan reizen of dat zijn gezondheid in gevaar zou komen bij overdracht. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de afwijzing van de asielaanvraag onevenredig hard zou zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.