ECLI:NL:RBDHA:2022:15900
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L. Willems - Keekstra
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als verblijfsdoel familie en gezin, inreisverbod en belangenafweging onder artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met als verblijfsdoel 'familie en gezin'. Eiseres, een Russische vrouw, had in 2019 een aanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 22 oktober 2021 werd afgewezen. De staatssecretaris motiveerde de afwijzing onder andere met het ontbreken van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en stelde dat er geen objectieve belemmeringen waren om het gezinsleven in Rusland uit te oefenen.
Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarbij zij betoogde dat de belangenafweging ten onrechte in haar nadeel was uitgevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 2016 in Nederland verblijft, maar dat haar eerdere verblijfsvergunning was ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom de afwijzing van de aanvraag gerechtvaardigd was, en dat de belangen van de Nederlandse staat zwaarder wogen dan die van eiseres bij het uitoefenen van haar gezinsleven in Nederland.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom een inreisverbod was opgelegd, en heeft dit onderdeel van het besluit vernietigd. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.518,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij het afwijzen van verblijfsvergunningen, vooral in gevallen die betrekking hebben op gezinsleven en de rechten van kinderen.