ECLI:NL:RBDHA:2022:15909

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2022
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
C/09/629772 / FA RK 22-3252
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om eenhoofdig gezag over minderjarige en schorsing van moeder in gezag

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot eenhoofdig gezag over de minderjarige [voornaam minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2013 in Saoedi-Arabië. De vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. P. Kramer-Ograjensek, verzocht de rechtbank om hem te belasten met het eenhoofdig gezag over zijn dochter, omdat hij vreesde voor de veiligheid van hem en zijn gezin als de moeder, [naam05], op de hoogte zou zijn van hun verblijf in Nederland. De moeder is als belanghebbende aangemerkt, maar haar verblijfplaats is onbekend, wat complicaties met zich meebrengt voor de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder op grond van de wet van rechtswege is geschorst in het gezag, omdat zij niet kon worden opgeroepen. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader afgewezen, omdat de moeder betrokken moest worden bij de procedure. De rechtbank heeft echter wel voor recht verklaard dat de moeder geschorst is in de uitoefening van het gezag over de minderjarige. De uitspraak is gedaan door kinderrechter mr. A.M. Brakel, bijgestaan door griffier mr. L.C. Vos.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 22-3252
Zaaknummer: C/09/629772
Datum beschikking: 2 november 2022

Gezag

Beschikking op het op 13 mei 2022 ingekomen verzoek van:

[naam01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] , gemeente [gemeente01] ,
advocaat: mr. P. Kramer-Ograjensek te Sittard.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam02] ,

hierna te noemen: [naam02] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. C.L.J.M. Wilhelmus te Sittard.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift.
Op 13 september 2022 is de zaak ter videozitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk, de heer [naam03] , [naam02] , bijgestaan door haar advocaat en een tolk, [tolk01] . Tevens was aanwezig de heer [naam04] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
Na de zitting heeft de rechtbank ontvangen de brief van 6 oktober 2022, met bijlagen, van de zijde van de vader.

Verzoek en verweer

De vader verzoekt (naar de rechtbank begrijpt:)
primairvoor recht te verklaren dat de vader belast is met het eenhoofdig gezag over [voornaam minderjarige01] en dit aan te tekenen in het gezagsregister en
subsidiairde vader te belasten met eenhoofdig gezag over [voornaam minderjarige01] , voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Feiten

  • Op [geboortedatum01] 2013 te [geboorteplaats01] , Saoedi-Arabië, is geboren de nu nog minderjarige [minderjarige01] . Als moeder is opgenomen [naam05] (in het GBA van [voornaam minderjarige01] vermeld als [naam05] , hierna te noemen: de moeder van [voornaam minderjarige01] ). Op de geboorteakte staat ook de vader vermeld. Ten tijde van de geboorte van [voornaam minderjarige01] waren de vader en de moeder van [voornaam minderjarige01] gehuwd.
  • Blijkens de Basisregistratie Personen zijn de vader en [naam02] gehuwd op [datum huwelijk01] 2017.
  • De vader en [naam02] hebben samen twee kinderen.
  • Sinds het huwelijk van de vader en [naam02] draagt [naam02] (mede) de zorg voor [voornaam minderjarige01] .
  • De vader is staatloos en de nationaliteit van [naam02] en [voornaam minderjarige01] is onbekend. Van de moeder van [voornaam minderjarige01] zijn geen gegevens voorhanden.

Beoordeling

De moeder van [voornaam minderjarige01] betrekken in de procedure?
Naar de rechtbank begrijpt verzoekt de vader primair voor recht te verklaren dat hij belast is met het eenhoofdig gezag over [voornaam minderjarige01] . De vader voert in dat verband aan dat hem in een gerechtelijke procedure in Saoedi-Arabië het eenhoofdig gezag over [voornaam minderjarige01] is toegekend en dat deze beslissing voor erkenning in aanmerking komt. Subsidiair verzoekt de vader hem te belasten met het eenhoofdig gezag over [voornaam minderjarige01] .
Gelet op de inhoud van deze verzoeken dient de moeder van [voornaam minderjarige01] als belanghebbende in de procedure te worden betrokken door middel van een oproep in de Staatscourant, nu niet bekend is waar zij woont of verblijft. De vader heeft zich verzet tegen oproeping van de moeder van [voornaam minderjarige01] in deze procedure. Hij vreest voor de veiligheid van hem en zijn gezin als de moeder van [voornaam minderjarige01] weet dat hij en zijn dochter in Nederland verblijven.
De rechtbank is van oordeel dat er geen mogelijkheid is om de verzoeken van de vader toe te wijzen zonder de moeder van [voornaam minderjarige01] op te roepen en overweegt daartoe als volgt.
Conform artikel 800, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan de rechtbank slechts afzien van het oproepen van een belanghebbende als aanstonds een beschikking wordt gegeven waarbij de rechtbank zich onbevoegd verklaart of het verzoek toewijst. Van een dergelijke situatie is geen sprake.
Zoals de vader ook zelf naar voren heeft gebracht, is deze rechtbank internationaal en relatief bevoegd van de verzoeken kennis te nemen, zodat van de eerste situatie (dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart) geen sprake is.
De rechtbank is voorts van oordeel dat geen van de verzoeken van de vader aanstonds kunnen worden toegewezen. Ten aanzien van het primaire verzoek overweegt de rechtbank dat de vader een vertaling van een uitspraak heeft overgelegd van de Civiele rechtbank in [plaats] , Saoedi-Arabië, waaruit zou volgen dat de vader alleen de voogdij over [voornaam minderjarige01] heeft. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om deze uitspraak zonder meer te erkennen. Daarvoor is onder meer vereist dat de beslissing tot stand is gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van een behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging. De overgelegde vertaling van de uitspraak is moeilijk leesbaar. Uit deze vertaling kan in ieder geval niet zonder meer worden afgeleid dat een behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging heeft plaatsgevonden. Dat oordeel is mede ingegeven doordat tevens is overgelegd een vertaling van een ander rechterlijk stuk van twee jaar later, mogelijk van een Hof van Beroep, waaruit blijkt dat in de eerdere uitspraak delen zijn weggelaten en dat onjuiste namen zijn gebruikt. Hoewel niet kan worden uitgesloten dat de uitspraak uiteindelijk wel voor erkenning in aanmerking zou kunnen komen, kan deze in ieder geval niet aanstonds worden erkend. Ook het subsidiaire verzoek kan de rechtbank niet aanstonds toewijzen, nu de aard van dat verzoek tot wijziging van het het gezamenlijk gezag meebrengt dat de moeder van [voornaam minderjarige01] in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord.
De vader heeft aangegeven dat hij beslist niet wil dat de moeder van [voornaam minderjarige01] wordt opgeroepen. De rechtbank dient daarom het primaire en het subsidiaire verzoek af te wijzen.
Schorsing in het gezag
De rechtbank erkent in deze procedure de uitspraak van de Civiele rechtbank in [plaats] niet. Dat de ouderlijke verantwoordelijkheid over [voornaam minderjarige01] wordt beheerst door Nederlands recht en dat de vader en de moeder van [voornaam minderjarige01] in deze situatie naar Nederlands recht het gezamenlijk gezag over [voornaam minderjarige01] hebben nu [voornaam minderjarige01] staande huwelijk is geboren, is ook door de vader in deze procedure tot uitgangspunt genomen en volgt voorts uit artikel 16 HKBV 1996.
Ter zitting is gebleken dat de onderhavige procedure door de vader mede aanhangig is gemaakt omdat hij tegen het probleem aanloopt dat hij voor het regelen van praktische zaken en hulpverlening voor [voornaam minderjarige01] steeds de toestemming van de moeder van [voornaam minderjarige01] nodig heeft. De vader en [naam02] leven thans feitelijk gescheiden van elkaar en het is in het belang van [voornaam minderjarige01] dat zij ook contact blijft houden met [naam02] die haar gedurende een lange periode feitelijk verzorgd heeft. Omdat sprake is van spanningen tussen de vader en [naam02] is hulpverlening bij het gezin betrokken. Ook voor deze hulpverlening is de situatie lastig, omdat geen instemming van de moeder van [voornaam minderjarige01] verkregen kan worden. Nu niet bekend is waar de moeder van [voornaam minderjarige01] verblijft, stelt de rechtbank vast dat zij op grond van artikel 1:253r, eerste lid onder b BW jo. art. 1:253q BW, van rechtswege is geschorst in het gezag. Hoewel de vader daartoe geen verzoek heeft gedaan, zal de rechtbank voor recht verklaren dat de moeder van [voornaam minderjarige01] is geschorst in het gezag. De rechtbank ziet een dergelijke verklaring als het mindere dat in het primair en subsidiair meer verzochte besloten ligt.

BeslissingDe rechtbank:

verklaart voor recht dat de moeder, [naam05] , geschorst is in de uitoefening van het gezag over de minderjarige [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2013 te [geboorteplaats01] , Saoedi-Arabië;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Brakel, kinderrechter, bijgestaan door
mr. L.C. Vos als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 november 2022.