ECLI:NL:RBDHA:2022:15923
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A.M. Veld. Verzoeker had in beroep gegaan tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag. Nadat de Staatssecretaris op 1 augustus 2022 alsnog een beslissing had genomen, trok verzoeker zijn beroep in en verzocht de rechtbank om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft in overweging genomen dat partijen niet voor een zitting werden uitgenodigd, omdat dit niet nodig was volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank kan op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek van verzoeker om vergoeding van de proceskosten. Aangezien de Staatssecretaris pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen, heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoeker recht heeft op vergoeding van de gemaakte proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld en heeft op basis van de geldende regels een vergoeding van € 379,50 toegekend, rekening houdend met een wegingsfactor van 0,5. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot dit bedrag.