ECLI:NL:RBDHA:2022:15988

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
AWB 22/4150
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. [naam]
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 13 december 2022, staat het verzoek van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid centraal, die als verweerder optreedt in een bestuursrechtelijke procedure. Verzoekster, met V-nummer [V-nummer] en vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.N. Noordzee, heeft een verzoek ingediend om vergoeding van haar proceskosten na het intrekken van haar beroep. Dit beroep was ingesteld tegen het uitblijven van een besluit door verweerder, die op 15 juli 2022 uiteindelijk een besluit heeft genomen op de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf. Na het nemen van dit besluit heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten.

De rechtbank overweegt dat de rechter op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij kan veroordelen in de proceskosten van de tegenpartij. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden, maar omdat de zaak enkel betrekking heeft op de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster vast op € 379,50,-, en daarnaast moet verweerder ook het griffierecht van € 181,- aan verzoekster betalen, conform artikel 8:41 Awb.

De beslissing van de rechtbank is dat verweerder wordt veroordeeld tot betaling van € 379,50,- aan proceskosten aan verzoekster. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 december 2022 door mr. [naam], rechter, in aanwezigheid van I.J. Tiktak, griffier. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/4150

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] ,met V-nummer [V-nummer] , verzoekster
(gemachtigde: mr. C.N. Noordzee),
en

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft op 23 september 2022 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verzoekster is op 4 juli 2022 in beroep gegaan tegen het uitblijven van een besluit. Verweerder heeft op 15 juli 2022 een besluit genomen op de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechter kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verzoekster heeft verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en aangegeven dat hij de proceskosten wil vergoeden.
5. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast. De rechter stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 379,50,-.
6. Verweerder moet ook het griffierecht van € 181,- aan verzoekster betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechter veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. [naam], rechter, in aanwezigheid van I.J. Tiktak, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.