ECLI:NL:RBDHA:2022:16040

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6344
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Wajong-uitkering en de rol van deskundigen in de beoordeling van arbeidsvermogen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een Wajong-uitkering aanvroeg, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), die deze aanvraag had geweigerd. Eiseres, geboren in 1994, had na een ongeluk in 2017 medische klachten ontwikkeld die haar studie aan de TU Delft belemmerden. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin eiseres in beroep ging tegen de beslissing van het Uwv, dat op basis van rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen oordeelde dat eiseres over arbeidsvermogen beschikte.

De rechtbank benoemde neuropsycholoog dr. J.F.M. de Jonghe als deskundige om een rapport op te stellen over de situatie van eiseres. De deskundige concludeerde dat er inconsistenties waren in de testresultaten van eiseres, wat het moeilijk maakte om een betrouwbare beoordeling te maken van haar klachten. Ondanks de argumenten van eiseres dat haar klachten voortkwamen uit een beperkte neurocognitieve stoornis door traumatisch hersenletsel, oordeelde de rechtbank dat de deskundige zijn advies goed had gemotiveerd en dat de verzekeringsarts b&b terecht had geconcludeerd dat eiseres arbeidsvermogen had.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het Uwv de aanvraag om een Wajong-uitkering terecht had afgewezen. De uitspraak benadrukt de rol van deskundigen in de beoordeling van arbeidsvermogen en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van medische informatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6344

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigden: C. van Trigt en mr. A.M. Meesters),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. B.M. de Wolff).

Procesverloop

Bij besluit van 28 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd eiseres een uitkering te verstrekken op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Bij besluit van 21 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft op 11 augustus 2021 aanvullende gronden ingediend en nadere (medische) informatie overgelegd.
Verweerder heeft op 19 augustus 2021 een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 16 augustus 2021 overgelegd.
Eiseres en haar gemachtigde mr. A.M. Meesters hebben aan de Skype-zitting deelgenomen. Verweerder heeft zich niet laten vertegenwoordigen op de zitting.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst en dr. J.F.M. de Jonghe, neuropsycholoog, ( de deskundige) benoemd voor het uitbrengen van een deskundigenrapport over eiseres.
Op 3 januari 2022 heeft de deskundige aan de rechtbank gerapporteerd.
Verweerder heeft bij brief van 14 februari 2022 op het deskundigenrapport gereageerd.
Eiseres heeft op 1 maart 2022 een reactie gegeven op het deskundigenrapport.
Desgevraagd heeft de deskundige bij brief van 8 april 2022 een reactie gegeven op het standpunt van eiseres.
Nadat geen van partijen te kennen had gegeven een nadere zitting te willen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres, geboren op [geboortedag] 1994, studeerde vanaf september 2012 aan de TU Delft. Zij heeft op 26 juni 2017 een ongeluk gehad, waarbij zij op de racefiets door een busje van de weg is gedrukt en in de berm terecht is gekomen. Aan het ongeval heeft zij medische klachten overgehouden, waardoor zij haar studie niet heeft kunnen hervatten. Zij heeft zich per 1 september 2019 uitgeschreven bij de universiteit. Op 13 augustus 2019 heeft eiseres een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend.
2.1.
Bij het primaire besluit heeft verweerder geweigerd eiseres een Wajong-uitkering toe te kennen, omdat zij volgens verweerder arbeidsvermogen heeft. Dit besluit is gebaseerd op de rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige. Volgens de verzekeringsarts is geen sprake van een zogenaamde uitzonderingscategorie (naar de rechtbank begrijpt geen sprake van “geen duurzaam benutbare mogelijkheden”) en zijn er ook geen aanwijzingen dat eiseres niet verdeeld over een dag vier uur actief kan zijn of een uur met een taak bezig kan zijn. De verzekeringsarts heeft de belastbaarheid in kaart gebracht. Bij eiseres is sprake van een aandoening die tot functiestoornissen leidt, vooral van hogere cognitieve functies, pijngewaarwording, spieruithoudingsvermogen, etcetera. De verzekeringsarts heeft vervolgens beschreven welke beperkingen bij eiseres aangenomen moeten worden. Aansluitend heeft de arbeidsdeskundige beoordeeld welke werksoorten geschikt zouden zijn als rekening wordt gehouden met de door de verzekeringsarts beschreven beperkingen. Vervolgens heeft hij in het takenbestand een taak gevonden die eiseres kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Op basis van zijn onderzoek heeft hij geconcludeerd dat eiseres beschikt over arbeidsvermogen.
2.2.
In het bestreden besluit heeft verweerder de weigering gehandhaafd. Daarbij heeft verweerder overwogen dat de verzekeringsarts b&b vindt dat eiseres vier uur per dag en een uur aaneengesloten kan werken. Hij heeft in zijn rapport overwogen dat onderzoek door verschillende neurologen geen geobjectiveerde cerebrale/ hersenafwijkingen aan het licht heeft gebracht. Volgens de verzekeringsarts b&b heeft de primair beoordelend verzekeringsarts bij het opstellen van het belastbaarheidsprofiel rekening gehouden met de beperkingen zoals die konden worden geobjectiveerd. Bij heroverweging van de beschikbare medische gegevens kan de verzekeringsarts b&b niet concluderen dat de belastbaarheid van eiseres naar medisch objectieve maatstaven gemeten, is overschat. Verder vindt de arbeidsdeskundige b&b dat eiseres een taak kan doen, bijvoorbeeld het sorteren van post, dat eiseres werknemersvaardigheden heeft en dat zij afspraken met een werkgever kan nakomen.
3. Eiseres voert in beroep samengevat- aan dat alle klachten en beperkingen die zij sinds het ongeluk in 2017 ondervindt door neurologen zijn gediagnosticeerd als Post Commotioneel Syndroom. Volgens de neurologen past het complex aan klachten en beperkingen die eiseres sinds het ongeval ondervindt bij de gevolgen van licht traumatisch hoofdletsel/hersenletsel dat met de huidige in Nederland gangbare wetenschappelijke onderzoeksmethode (nog) niet op beeldmateriaal is vast te leggen. De verzekeringsarts b&b had de uitslag van het neuropsychologisch onderzoek dat nog verricht moest worden, moeten afwachten. Eiseres heeft het verslag van 3 augustus 2021 van klinisch neuropsycholoog dr. Erik J.T. Matser van het door hem op 30 juli 2021 bij eiseres afgenomen onderzoek overgelegd. Daarin is door hem vastgesteld dat er bij eiseres sprake is van een beperkte neurocognitieve stoornis door traumatisch hersenletsel (DSM 5 coderingsaanwijzing 331.53). De verzekeringsarts b&b stelt dan ook ten onrechte dat de ernst van de door eiseres ervaren klachten en gepresenteerde beperkingen niet geobjectiveerd kunnen worden. Uit de door eiseres overgelegde (medische) stukken blijkt dat zij op de datum in geding niet beschikte over arbeidsvermogen. Eiseres heeft door haar klachten en beperkingen niet meer kunnen studeren. Door haar klachten heeft zij een verminderde duurbelastbaarheid. Er is ook geen verbetering van haar situatie te verwachten.
4. De rechtbank heeft aanleiding gezien om neuropsycholoog dr. J.F.M. de Jonghe als deskundige te benoemen om eiseres te onderzoeken en de rechtbank van advies te dienen.
5.1.
De deskundige heeft ten behoeve van het neuropsychologisch onderzoek op 24 november 2021 met eiseres gesproken en tests bij haar afgenomen. Daarnaast heeft hij de in het dossier aanwezige medische informatie bestudeerd. In zijn rapport van 3 januari 2022 overweegt hij dat de uitslagen van de tests naar zijn oordeel onderling inconsistent zijn. Enerzijds respondeert eiseres traag, anderzijds kan zij op normale wijze een grote hoeveelheid aan nieuwe informatie leren en onthouden. De gevonden inconsistenties bemoeilijken een betrouwbare beoordeling van gerapporteerde klachten en testuitslagen. Ongeachte de uitlokkende factor (het ongeval), zijn er mogelijk instandhoudende factoren van klachten aan te wijzen: 1. in de vorm van goedbedoelde adviezen om rust te houden die wellicht hebben geleid tot vermijdingsgedrag, inactiviteit en 2. catastroferende gedachten, bijvoorbeeld over gevoeligheid voor prikkels en de gedachte dat te veel inspanning zal gepaard gaan met toename klachten. De deskundige is van oordeel dat de genoemde inconsistenties ertoe leiden dat niet met zekerheid gesproken kan worden van stoornissen of van valide symptoompresentatie. De deskundige kan zich verenigen met het standpunt van de verzekeringsarts b&b dat eiseres niet voldoet aan de vier criteria voor het ontbreken van arbeidsvermogen.
5.2
In reactie op het rapport van de deskundige heeft eiseres aangevoerd dat de door de deskundige genoemde inconsistenties juist het gevolg zijn van haar klachten. Door het ongeluk wordt het aanspreken van de intelligentie bemoeilijkt en dit leidt tot verergering van klachten. Eiseres kan minder goed snel en onder tijdsdruk presteren, hetgeen ook in de resultaten van het onderzoek is terug te zien. Eiseres vindt het onbegrijpelijk dat de deskundige stelt dat er mogelijk instandhoudende factoren van de klachten zijn aan te wijzen. Er is helemaal geen sprake van zogenaamde goedbedoelde adviezen waardoor de klachten in stand gehouden worden. De specialisten hebben de medische adviezen gegeven om de klachten te verminderen. De specialisten hebben eiseres geadviseerd haar activiteiten uit te breiden, maar daarbij niet over haar grenzen heen te gaan en tijdig voldoende rust te nemen. De deskundige had informatie moeten opvragen bij de behandelend specialisten aangezien hij hun adviezen in twijfel trekt. De deskundige heeft op basis van een momentopname tijdens het neuropsychologisch onderzoek conclusies getrokken, waarbij de klachten die eiseres achteraf ervaart door de belasting en inspanning van het onderzoek niet worden meegenomen. Eiseres heeft een lange hersteltijd na belasting en inspanning waardoor het voor haar moeilijk is om consistent te presteren. Dit heeft tot gevolg dat zij sterk wisselend functioneert waardoor studeren of werken niet lukt.
5.3
De deskundige heeft op verzoek van de rechtbank gereageerd op de reactie van eiseres. De deskundige ziet geen reden zijn verslag te wijzigen. Hij merkt op dat in de reactie van eiseres zaken door elkaar lijken te worden gehaald zoals “mijn intelligentie is niet verminderd, maar het aanspreken van mijn intelligentie wordt bemoeilijkt en leidt tot klachten”. Zoiets is niet een bekend gegeven in de neuropsychologie. En “...dezelfde inconsistenties komen voor in eerder NPO verricht door collega Matser en in het huidige NPO...”. Eiseres meent dat deze inconsistenties door de deskundige terzijde worden gelegd. Dit lijkt de deskundige een onjuiste weergave van de realiteit. Zijn bespreking gaat juist over inconsistenties in beide onderzoeken, een bevinding die de uiteindelijke conclusie ondersteunt. De opmerking over de ‘goedbedoelde adviezen’ is een overweging die de deskundige vermeldt bij de aanhoudende klachten van eiseres. Deze is gestoeld op het veel gebruikte ‘Gevolgen model’ in de psychologie, waarin wordt gesteld dat inactiviteit en negatieve gedachten de klachten (veelal niet verklaarbaar uit lichamelijk leiden) kunnen doen verergeren.
6. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
6.1.
In geschil is het standpunt van verweerder dat eiseres arbeidsvermogen heeft en daarom niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering. Eiseres is van mening dat uit de door haar overgelegde medische informatie volgt dat zij geen arbeidsvermogen heeft.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat uit de rapporten van de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b blijkt dat deze artsen hebben geoordeeld dat bij eiseres sprake is van een aandoening die tot functiestoornissen leidt, maar dat die aandoening niet tot de conclusie leidt dat eiseres geen arbeidsvermogen heeft. Daarbij heeft de verzekeringsarts b&b overwogen dat onderzoek door neurologen geen geobjectiveerde cerebrale/ hersenafwijkingen aan het licht heeft gebracht.
6.3.
Eiseres heeft in beroep bestreden dat bij haar geen sprake zou zijn van geobjectiveerde hersenafwijkingen. Volgens haar blijkt uit het rapport van klinisch neuropsycholoog Matser dat bij haar sprake is van een beperkte neurocognitieve stoornis door traumatisch hersenletsel.
6.4.
De door de rechtbank benoemde deskundige heeft op grond van de gegevens van het vraaggesprek, de bevindingen van het door hem verrichte neuropsychologische onderzoek en de ter inzage verkregen informatie geconcludeerd dat niet met zekerheid gesproken kan worden van cognitieve stoornissen of van valide symptoompresentatie bij eiseres.
6.5.
Naar vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dient de rechtbank het oordeel van de door haar ingeschakelde onafhankelijke en onpartijdige medisch deskundige in beginsel te volgen, tenzij er zich feiten en omstandigheden voordoen op grond waarvan van dit uitgangspunt moet worden afgeweken (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 24 juni 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BI9799).
6.6.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de deskundige zijn advies draagkrachtig gemotiveerd. De rechtbank ziet in de reactie van eiseres op het rapport van de deskundige geen redenen waarom niet uitgegaan zou kunnen worden van het oordeel van de door haar ingeschakelde deskundige. De deskundige heeft voldoende gemotiveerd gereageerd op de reactie van eiseres en heeft te kennen gegeven dat hij blijft bij zijn advies. Gelet op het advies van de deskundige komt de rechtbank tot het oordeel dat de verzekeringsarts b&b het arbeidsvermogen van eiseres juist heeft beoordeeld.
7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres ten tijde in geding beschikte over arbeidsvermogen. Verweerder heeft daarom de aanvraag om een Wajong-uitkering terecht afgewezen.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van A. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.