ECLI:NL:RBDHA:2022:16045

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
22_993
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring beroep inzake PGB-zorgbonus na toekenning

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door [naam], had een aanvraag ingediend voor een PGB-zorgbonus van € 1.000,- ten behoeve van zorgverlener [bedrijfsnaam]. De aanvraag werd echter niet in behandeling genomen door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) omdat deze te laat was ingediend. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de SVB. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de procedure heeft de SVB op 1 juli 2022 een nieuw besluit genomen, waarbij de aanvraag voor de zorgbonus alsnog is ingewilligd. De rechtbank heeft eiser gevraagd of hij het beroep handhaaft, maar eiser heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan.

De rechtbank concludeert dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, aangezien de PGB-zorgbonus inmiddels is toegekend. Eiser is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het nieuwe besluit, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om verzet in te stellen tegen deze uitspraak binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/993

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser,

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), verweerder

(gemachtigde: mr. J.A.H. Koning).

Procesverloop

Bij besluit van 19 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om een zogeheten PGB-zorgbonus van € 1.000,- ten behoeve van [bedrijfsnaam] (de zorgverlener) ingediend door [naam] als ambulant begeleider en vertegenwoordiger van eiser, niet in behandeling genomen omdat de aanvraag te laat is ingediend.
Bij besluit van 29 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen namens ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit tijdig beroep ingesteld bij de rechtbank.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Bij brief van 11 juli 2022 heeft verweerder de rechtbank meegedeeld dat op 1 juli 2022 een nieuw besluit is genomen, waarbij aan [naam] is bericht dat de aanvraag voor een zorgbonus van € 1.000,- ten behoeve van de zorgverlener alsnog is ingewilligd.
Gelet op dit nieuwe besluit heeft de rechtbank eiser bij brief van 29 augustus 2022 verzocht om mede te delen of hij het beroep handhaaft. Op deze brief heeft eiser niet gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij besluit van 1 juli 2022 aan [naam] (ambulant begeleider en vertegenwoordiger van eiser) heeft bericht dat de PGB-zorgbonus voor zorgverlener [bedrijfsnaam] van € 1.000,- alsnog is toegekend. Gelet hierop heeft eiser geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Immers, de beoogde PGB-zorgbonus, die de inzet was van het beroep, is alsnog toegekend. Eiser is in de gelegenheid gesteld om uit te leggen waarom het nieuwe positieve besluit van 1 juli 2022 niet geheel aan het beroep tegemoet komt, maar van die gelegenheid heeft eiser geen gebruik gemaakt. De rechtbank zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van A. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 november 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.