ECLI:NL:RBDHA:2022:16052

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
22_2901
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake plaatsing elektra huisje

Op 2 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen de plaatsing van een elektra huisje door Stedin Netbeheer B.V. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 22 maart 2022, waarin instemming werd verleend voor het aanpassen van een laagspannings- en middenspanningsnet en het plaatsen van een station. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij tegen de plaatsing van het elektra huisje was en vreesde voor de gevolgen ervan.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter heeft vastgesteld dat het elektra huisje op 13 mei 2022 reeds was geplaatst, waardoor het doel van het verzoek om voorlopige voorziening niet meer kon worden bereikt. Het spoedeisend belang van verzoeker is daarmee komen te vervallen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen.

In de uitspraak is verder opgemerkt dat overleg over een alternatieve locatie, indien dat al mogelijk zou zijn, niet afdwingbaar is en dat er geen sprake is van een voorlopige voorziening. Ook is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2901

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 juni 2022 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: C. Kuijt van Klaveren).

Procesverloop

In het besluit van 22 maart 2022 (primaire besluit)
(gepubliceerd in het Gemeenteblad op
25 maart 2022)heeft verweerder aan Stedin Netbeheer B.V. de gevraagde instemming verleend voor het aanpassen van een laagspannings- en middenspanningsnet, het plaatsen van een station en het nemen van verkeersmaatregelen ter hoogte van [adres] [nummer] in [plaats] (conform de bij dit besluit behorende tekeningen), onder verwijzing naar artikel 2:10A, eerste lid, en artikel 2:11, eerste lid, van de APV.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft op 16 mei 2022 de gedingstukken overgelegd.

Overwegingen

1.1
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
1.2
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
2.1
In het primaire besluit heeft verweerder aan Stedin Netbeheer B.V. de gevraagde instemming verleend voor het aanpassen van een laagspannings- en middenspanningsnet, het plaatsen van een station en het nemen van verkeersmaatregelen ter hoogte van [adres] [nummer] in [plaats].
2.2
Verzoeker heeft in zijn verzoekschrift van 6 mei 2022 aangegeven dat onmiddellijk gestopt moet worden met de bouw van het elektra huisje pal achter zijn huis en dat er overleg gevoerd moet worden over een alternatieve locatie van het huisje. Verzoeker is volledig tegen deze plaatsing en hij gaat er alles aan doen om dit te voorkomen.
3.1
Blijkens telefonische informatie van 18 mei 2022 van verweerder is het elektra huisje op 13 mei 2022 reeds geplaatst.
3.2
De voorzieningenrechter stelt dan ook vast dat het plaatsen van het elektra huisje (plaatsen station), waartegen het verzoek om voorlopige voorziening is gericht, reeds is gerealiseerd; het bouwwerk staat er dus al. Het doel van het verzoek om voorlopige voorziening, te voorkomen dat het elektra huisje wordt gerealiseerd, kan dus niet meer worden bereikt.
4. De conclusie is dat het spoedeisend belang van verzoeker volledig is komen te vervallen. De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom afwijzen.
5. Ter voorlichting van verzoeker merkt de voorzieningenrechter op dat overleg over een alternatieve locatie, als daarvan al sprake zou kunnen zijn, niet afdwingbaar is en dat daarbij bovendien geen sprake is van een voorlopige voorziening.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A. Jansen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
2 juni 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.