ECLI:NL:RBDHA:2022:16059

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
22_6006
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van voorschriften met betrekking tot tankputbrandbestrijding in omgevingsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 december 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening van Shell Nederland Raffinaderij B.V. tegen het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland. Het verzoek betreft de schorsing van bepaalde voorschriften die zijn verbonden aan de omgevingsvergunning van Shell, die op 3 november 2006 is verleend. De voorschriften in kwestie zijn gewijzigd door het college op 29 juli 2022, waarbij nieuwe eisen zijn toegevoegd met betrekking tot de beheersing en bestrijding van plasbranden in tankputten.

Shell heeft tegen dit bestreden besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij stelt dat zij niet kan voldoen aan de nieuwe voorschriften. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er spoedeisend belang is bij de schorsing van de voorschriften, aangezien Shell anders in overtreding zou kunnen zijn. De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat het college heeft ingestemd met de schorsing van de voorschriften totdat er uitspraak is gedaan op het beroep.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en de voorschriften 1.0.1 tot en met 1.0.4 geschorst. Tevens is bepaald dat het college het door Shell betaalde griffierecht van € 365,- moet vergoeden en dat Shell recht heeft op een vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 759,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, in aanwezigheid van griffier A. Jansen, en is openbaar uitgesproken op 20 december 2022.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6006

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 december 2022 in de zaak tussen

Shell Nederland Raffinaderij B.V, verzoekster

(gemachtigden: mrs. M.G.J. Maas en B. Ebben),
en

het college van gedeputeerde staten van Zuid Holland, verweerder

(gemachtigde: H. Vermeulen).

Procesverloop

In het besluit van 29 juli 2022 (bestreden besluit), kenmerk 2826815, heeft verweerder de voorschriften verbonden aan de omgevingsvergunning van verzoekster van 3 november 2006, kenmerk 274000/20200094, voor de locatie [locatie] ([locatie]) [adres] [nummer] te [plaats] ambtshalve gewijzigd.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (SGR 22/6007). Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
In een brief van 28 november 2022 heeft verweerder meegedeeld dat hij kan instemmen met de door verzoekster gevraagde schorsing van de door haar genoemde voorschriften totdat uitspraak is gedaan op het beroep.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder de voorschriften die verbonden zijn aan de verleende omgevingsvergunning van 3 november 2006 ambtshalve gewijzigd door het toevoegen van studie- en kader-stellende implementatievoorschrift(en)
“Beheersen en bestrijden van plasbranden in tankputten met vastdaktanks voor stoffen van PGS29-klasse 0*, 1 en/of 2” gebaseerd op de voorschriften M93, M145 en M146, behorende bij de richtlijn voor de veilige bovengrondse opslag van brandbare vloeistoffen in verticale cilindrische tanks op grond van PGS29NS, versie augustus 2021. Het gaat om de voorschriften 1.0.1 tot en met 1.0.4.
3.1
Verzoekster voert in haar verzoekschrift aan dat uit het samenstel van voorschriften die zijn verboden aan het bestreden besluit volgt dat zij (gedeeltelijk) niet kan voldoen aan de eisen die daaruit voortvloeien. Tussen verweerder en verzoekster staat niet ter discussie dat de benodigde maatregel niet aanwezig zijn en ook niet zomaar kunnen worden getroffen. Vanwege de wijze waarop de voorschriften zijn opgebouwd en ingestoken, valt op dit moment niet (volledig) te overzien wat er gevraagd wordt van verzoekster en hoe GS de voorschriften uitleggen. Om te voorkomen dat verzoekster op 22 september 2022 direct in overtreding is, is dit schorsingsverzoek ingediend.
3.2
Naar aanleiding hiervan acht de voorzieningenrechter spoedeisend belang aanwezig. Verweerder heeft bij brief van 28 november 2022 verklaard dat hij kan instemmen met de door verzoekster gevraagde schorsing van de door haar bestreden voorschriften totdat uitspraak is gedaan op het beroep. Gelet daarop, zal de voorzieningenrechter het verzoek toewijzen en de aan het bestreden besluit verbonden voorschriften 1.0.1 tot en met 1.0.4 schorsen tot de uitspraak op het door verzoekster ingestelde beroep.
4. Omdat het verzoek wordt toegewezen bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
5. Omdat het verzoek wordt toegewezen krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift). Dat punt heeft een waarde van € 759,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 759,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- treft de voorlopige voorziening dat de aan het bestreden besluit verbonden voorschriften 1.0.1 tot en met 1.0.4 met betrekking tot de PGS29/tankputbrandbestrijding worden geschorst tot de uitspraak op het ingestelde beroep;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A. Jansen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
20 december 2022.
Griffier is verhinderd te tekenen voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.