ECLI:NL:RBDHA:2022:16060

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
22_5731
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake voorschriften voor tankputbranden

In de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 december 2022, in de zaak tussen Vopak Terminal Chemiehaven B.V. te Rotterdam (verzoekster) en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (verweerder), is een voorlopige voorziening getroffen. Verzoekster had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 22 juli 2022, waarin de voorschriften verbonden aan de omgevingsvergunning van verzoekster uit 1989 ambtshalve waren gewijzigd. Deze wijziging betrof de voorschriften voor het beheersen en bestrijden van plasbranden in tankputten met vastdaktanks voor stoffen van PGS29-klasse 0, 1 en/of 2.

Verzoekster voerde aan dat zij niet kon voldoen aan de nieuwe eisen die voortvloeiden uit het bestreden besluit, en dat er spoedeisend belang was bij schorsing van de voorschriften om te voorkomen dat zij in overtreding zou raken. Verweerder had in een brief van 28 november 2022 aangegeven in te stemmen met de schorsing van de voorschriften totdat er uitspraak was gedaan op het beroep.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er inderdaad spoedeisend belang was en heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen. De aan het bestreden besluit verbonden voorschriften 1.1.1 tot en met 1.1.4 werden geschorst tot de uitspraak op het beroep. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster, die op € 759,- werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5731

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 december 2022 in de zaak tussen

Vopak Terminal Chemiehaven B.V. te Rotterdam, verzoekster

(gemachtigden: mrs. M.G.J. Maas en B. Ebben),
en

het college van gedeputeerde staten van Zuid Holland, verweerder

(gemachtigde: H. Vermeulen).

Procesverloop

In het besluit van 22 juli 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder de voorschriften verbonden aan de omgevingsvergunning van verzoekster van 7 februari 1989 ambtshalve gewijzigd. Het betreft de locatie [locatie] [nummer] te [plaats].
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (SGR 22/5732). Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
In een brief van 28 november 2022 heeft verweerder meegedeeld dat hij kan instemmen met de door verzoekster gevraagde schorsing van de door haar genoemde voorschriften totdat uitspraak is gedaan op het beroep.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder de voorschriften die verbonden zijn aan de verleende omgevingsvergunning van 7 februari 1989 ambtshalve gewijzigd door het toevoegen van studie- en kader-stellende implementatievoorschrift(en)
“Beheersen en bestrijden van plasbranden in tankputten met vastdaktanks voor stoffen van PGS29-klasse 0*, 1 en/of 2” gebaseerd op de voorschriften M93, M145 en M146, behorende bij de richtlijn voor de veilige bovengrondse opslag van brandbare vloeistoffen in verticale cilindrische tanks op grond van PGS29NS, versie augustus 2021. Het gaat om de voorschriften 1.1.1 tot en met 1.1.4.
3.1
Verzoekster voert in haar verzoekschrift aan dat uit het samenstel van voorschriften die zijn verboden aan het bestreden besluit volgt dat zij (gedeeltelijk) niet kan voldoen aan de eisen die daaruit voortvloeien. Tussen verweerder en verzoekster staat niet ter discussie dat de benodigde maatregel niet aanwezig zijn en ook niet zomaar kunnen worden getroffen. Vanwege de wijze waarop de voorschriften zijn opgebouwd en ingestoken, valt op dit moment niet (volledig) te overzien wat er gevraagd wordt van verzoekster en hoe GS de voorschriften uitleggen. Om te voorkomen dat verzoekster op 9 september 2022 direct in overtreding is, is dit schorsingsverzoek ingediend.
3.2
Naar aanleiding hiervan acht de voorzieningenrechter spoedeisend belang aanwezig. Verweerder heeft bij brief van 28 november 2022 verklaard dat hij kan instemmen met de door verzoekster gevraagde schorsing van de door haar bestreden voorschriften totdat uitspraak is gedaan op het beroep. Gelet daarop, zal de voorzieningenrechter het verzoek toewijzen en de aan het bestreden besluit verbonden voorschriften 1.1.1 tot en met 1.1.4 schorsen tot de uitspraak op het door verzoekster ingestelde beroep.
4. Omdat het verzoek wordt toegewezen bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
5. Omdat het verzoek wordt toegewezen krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift). Dat punt heeft een waarde van € 759,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 759,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- treft de voorlopige voorziening dat de aan het bestreden besluit verbonden voorschriften 1.1.1. tot en met 1.1.4 met betrekking tot de PGS29/tankputbrandbestrijding worden geschorst tot de uitspraak op het ingestelde beroep;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A. Jansen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2022.
Griffier is verhinderd om te tekenen voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.