Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek
3.De beoordeling
4.De beslissing
- verzoeker;
- de wederpartij in de hoofdzaak;
- de rechter.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 20 december 2022 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die betrokken was in een civiele procedure tegen Shell International Exploration and Production B.V. (SIEP), was gericht tegen mr. E.A.W. Schippers, de rechter in de hoofdzaak. Verzoeker was van mening dat de rechter partijdig was, omdat deze had geweigerd zijn echtgenote als voegende of tussenkomende partij toe te laten en de procedure niet had geschorst in afwachting van het hoger beroep van zijn echtgenote tegen een eerdere beslissing. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om de hoofdzaak niet te schorsen geen grond voor wraking kan zijn, aangezien een rechterlijke beslissing op zichzelf geen basis voor wraking vormt. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om aan te nemen dat deze onpartijdigheid in het geding is. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat er geen reden was voor een mondelinge behandeling van het verzoek. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet zoals deze was op het moment van indienen van het wrakingsverzoek.