In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2022 een tussenbeschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2013. De vader had op 27 mei 2022 een verzoekschrift ingediend tot ondertoezichtstelling van de minderjarige, omdat hij zich ernstige zorgen maakte over de ontwikkeling van het kind. De moeder werkte niet mee aan de voorlopige zorgregeling die eerder was vastgesteld, wat leidde tot een verslechtering van de situatie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de benodigde hulp te accepteren en dat de moeder de ontwikkeling van de minderjarige ernstig bedreigt door haar gedrag. De kinderrechter heeft besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland voor de periode van 9 augustus 2022 tot 9 augustus 2023. Tevens is bepaald dat de ouders uiterlijk twee weken voor 1 december 2022 moeten rapporteren over de stand van zaken met betrekking tot de zorgregeling. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de ondertoezichtstelling onmiddellijk van kracht is, ondanks eventuele rechtsmiddelen die tegen deze beslissing kunnen worden aangewend.