ECLI:NL:RBDHA:2022:16285
Rechtbank Den Haag
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beslissing over beklag ex artikel 552a Sv in verband met Europees Onderzoeksbevel
Op 16 november 2022 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagster, geboren in 1999 te Curaçao, een beklag heeft ingediend ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) betreffende de teruggave van in beslag genomen telefoons. Deze inbeslagname vond plaats naar aanleiding van een Europees Onderzoeksbevel (EOB) van de Belgische autoriteiten, die om geheimhouding van het onderzoek hadden verzocht. De klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.M. Fakiri, heeft op 19 september 2022 het beklag ingediend, waarin zij stelde dat er geen strafrechtelijk belang meer was voor het vasthouden van haar goederen, aangezien de verdenking tegen de verdachte zou zijn komen te vervallen.
De rechtbank heeft op 2 november 2022 de zaak behandeld en zowel de klaagster als de officier van justitie, mr. B. Koenders, gehoord. De officier van justitie heeft betoogd dat het beklag ongegrond moet worden verklaard, omdat de Belgische autoriteiten om de overdracht van de goederen hebben gevraagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd was om het beklag te behandelen, aangezien de erkenning en tenuitvoerlegging van het EOB door de officier van justitie van het arrondissementsparket te Den Haag heeft plaatsgevonden.
In haar oordeel heeft de rechtbank geconcludeerd dat de inbeslagname rechtmatig was en dat er geen fundamentele beginselen waren geschonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EOB was uitgevaardigd in het kader van een lopend strafrechtelijk onderzoek en dat er geen aanwijzingen waren dat de verdenking tegen de verdachte was vervallen. Daarom heeft de rechtbank het beklag ongegrond verklaard. Ten overvloede merkte de rechtbank op dat de wettelijke termijn voor het nemen van een beslissing was overschreden, maar dat dit geen gevolgen had voor de beoordeling van het beklag.