ECLI:NL:RBDHA:2022:16288

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
EOB-I-2022012165
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over beklag ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van voertuig en goederen

Op 16 november 2022 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een beklagprocedure ex artikel 552a juncto artikel 5.4.10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De klager, bijgestaan door advocaat mr. S. Plas, had een beklag ingediend naar aanleiding van een Europees Onderzoeksbevel (EOB) van de Spaanse autoriteiten, waarbij beslag was gelegd op zijn Volkswagen T-Roc met kenteken [kenteken 1]. De klager verzocht om teruggave van zijn voertuig, alsmede van een paar krukken en een kinderwagen die zich in de auto bevonden ten tijde van de inbeslagname. De rechtbank heeft op 2 november 2022 de zaak behandeld in raadkamer, waarbij zowel de klager als de officier van justitie, mr. B. Koenders, zijn gehoord. De officier van justitie stelde dat het beklag ten aanzien van de Volkswagen ongegrond moest worden verklaard, omdat de Spaanse autoriteiten om overdracht van het voertuig hadden verzocht. Echter, ten aanzien van de krukken en de kinderwagen was het belang van strafvordering niet langer in het geding, waardoor de rechtbank dit beklag gegrond verklaarde.

De rechtbank oordeelde dat zij bevoegd was om het beklag te behandelen, aangezien de erkenning en tenuitvoerlegging van het EOB door de officier van justitie van het arrondissementsparket te Den Haag had plaatsgevonden. De klager was ontvankelijk in zijn beklag, omdat hij dit binnen de wettelijke termijn van veertien dagen na de beslaglegging had ingediend. De rechtbank concludeerde dat het belang van strafvordering zich verzette tegen teruggave van de Volkswagen, gezien het lopende strafrechtelijke onderzoek in Spanje. De rechtbank verklaarde het beklag ten aanzien van de Volkswagen ongegrond, maar gegrond ten aanzien van de krukken en de kinderwagen, en gelastte de teruggave van deze goederen aan de klager. De rechtbank merkte op dat de wettelijke termijn voor het doen van een beschikking was overschreden, maar dat dit geen gevolgen had voor de beoordeling van het beklag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Lurisnummer: EOB-I-2022012165
Raadkamernummer: 22-024259
Beslissing van de rechtbank Den Haag, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het beklag ex artikel 552a juncto artikel 5.4.10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. S. Plas, advocaat, te Amsterdam, Amstelveld 7,
hierna: de klager.

1.Inleiding

Naar aanleiding van een Europees Onderzoeksbevel (hierna: EOB) van de Spaanse autoriteiten is in het kader van een strafrechtelijk onderzoek beslag gelegd op een Volkswagen T-Roc voorzien van het kenteken [kenteken 1] .
De klager heeft op 19 oktober 2022 bij deze rechtbank een beklag ex artikel 552a Sv ingediend, strekkende tot teruggave van een voertuig met kenteken [kenteken 2] alsmede een paar krukken en een kinderwagen die zich ten tijde van de inbeslagname in de auto bevonden.

2.De procedure in raadkamer

De rechtbank heeft dit beklag op 2 november 2022 in raadkamer behandeld en heeft kennis genomen van het dossier met bovengenoemd lurisnummer.
De Spaanse autoriteiten hebben in de aanhef van het door hen uitgevaardigde EOB verzocht om geheimhouding van het onderliggende onderzoek. Het EOB en de onderliggende stukken zijn daarom niet verstrekt aan de klager.
De klager, bijgestaan door mr. S. Plas, is gehoord.
De officier van justitie, mr. B. Koenders, is gehoord.

3.Het standpunt van klager

De klager heeft ter zitting toegelicht dat het klaagschrift ziet op een Volkswagen T-Roc voorzien van kenteken [kenteken 1] en dat sprake was van een kennelijke verschrijving bij opgave van het kenteken. Klager verzoekt om teruggave van zijn auto.
De advocaat van klager heeft zich op het standpunt gesteld dat de auto behoort aan klager, niet aan verdachte, en dat er kritisch moet worden gekeken of de auto binnen de reikwijdte van het EOB valt.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beklag ten aanzien van de Volkswagen met kenteken [kenteken 1] ongegrond moet worden verklaard. Hiertoe is aangevoerd dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave, nu de Spaanse autoriteiten om overdracht van het voertuig hebben gevraagd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beklag ten aanzien van de krukken en de kinderwagen gegrond moet worden verklaard. Hier is reeds voor de zitting al contact over geweest met de politie en de advocaat van klager.

5.Het oordeel van de rechtbank

5.1
De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het beklag, nu de erkenning en tenuitvoerlegging van het EOB is geschied door de officier van justitie van het arrondissementsparket te Den Haag.
5.2
De ontvankelijkheid van klager
Ingevolge artikel 5.4.10 Sv moet een beklag tegen inbeslagname naar aanleiding van een EOB binnen veertien dagen na kennisgeving van het rechtsmiddel worden ingediend bij de rechtbank.
Na de beslaglegging op 13 oktober 2022 is aan de beslagene voormelde kennisgeving verstrekt. De klager heeft vervolgens binnen de termijn van veertien dagen zijn klaagschrift ingediend bij de rechtbank, zodat hij kan worden ontvangen in zijn beklag.
5.3
De inhoudelijke beoordeling
De toetsing van de beklagrechter in verband met de rechtmatigheid van het beslag en de voortduring van het beslag omvat de vraag of aan de eisen van de wet is voldaan, en of anderszins geen fundamentele beginselen zijn geschonden. Het beklag over de rechtmatigheid van de inbeslagneming dan wel voortduring van het beslag kan tevens betrekking hebben op de gevolgen van de eventuele overdracht van het beslag.
Voor wat betreft de vraag of is voldaan aan de eisen van de wet en of anderszins geen fundamentele beginselen zijn geschonden, dient te worden gekeken naar de bepalingen met betrekking tot de erkenning en uitvoering. Een eventuele toetsing die de rechter uitvoert, mocht een beroep worden gedaan op de zorgvuldigheidseis, kan niet anders dan marginaal zijn, en betreft enkel de zorgvuldigheid waarmee de officier van justitie zijn afweging heeft gemaakt.
Evenals in beklagprocedures naar aanleiding van beslag dat is gelegd in een Nederlands strafrechtelijk onderzoek behelst de toets van de rechter verder of het belang van strafvordering zich tegen teruggave verzet. Die toets blijft marginaal, nu de omstandigheid dat een staat een EOB uitvaardigt in een (kennelijk) lopend onderzoek of strafrechtelijke procedure voldoende is om dit strafvorderlijk belang aan te nemen. Het is immers niet aan de Nederlandse rechter om onderzoek te doen naar de gronden voor het uitvaardigen van het onderliggende rechtshulpverzoek.
De rechtbank stelt vast dat de Spaanse autoriteiten een EOB hebben uitgevaardigd, in het kader van een lopend strafrechtelijk onderzoek. Dit EOB is door de officier van justitie erkend en tenuitvoergelegd. Daarbij is gebruik gemaakt van de bevoegdheid als neergelegd in artikel 94 Sv. De inzet van de bevoegdheden is naar Nederlands recht rechtmatig geschied en er doen zich geen weigeringsgronden als bedoeld in artikel 5.4.4 Sv voor.
Nu de Spaanse autoriteiten niet hebben medegedeeld af te zien van het beslag op Volkswagen T-Roc voorzien van het kenteken [kenteken 1] , is er naar het oordeel van de rechtbank dan ook een voortdurend belang van strafvordering. Gelet op vorenstaande moet het beklag ongegrond worden verklaard.
Nu de officier van justitie ten aanzien van de krukken en de kinderwagen heeft medegedeeld dat het belang van strafvordering zich niet langer verzet tegen teruggave, verklaart de rechtbank het beklag ten aanzien van deze goederen gegrond.
Ten overvloede constateert de rechtbank dat de in artikel 5.4.10, vierde lid, Sv neergelegde wettelijke termijn van dertig dagen om tot een beschikking te komen, is overschreden. Dit heeft echter geen gevolgen voor de beoordeling van het beklag, nu deze krappe termijn - evenals de andere termijnen met betrekking tot het EOB - tot doel heeft de doorlooptijden in de internationale samenwerking te beknotten en niet het borgen van de belangen van individuele betrokkenen.

6.Beslissing.

De rechtbank verklaart het beklag ten aanzien van de Volkswagen T-Roc voorzien van het kenteken [kenteken 1] ongegrond.
De rechtbank verklaart het beklag ten aanzien van de krukken en de kinderwagen gegrond en gelast de teruggave van deze goederen aan de klager.
Aldus gedaan te Den Haag door mr. N.F.R. de Rooij, rechter, in tegenwoordigheid van S.J.H. Oosterloo, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 november 2022.
Deze beslissing is ondertekend door de rechter en de griffier.