Uitspraak
Inleiding
Rechtbank Den Haag
Op 25 januari 2022 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin klager, geboren in 1967, een beklag had ingediend ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) na de inbeslagname van een geldbedrag van €12.000,- en andere goederen. Deze inbeslagname vond plaats op 29 september 2021 naar aanleiding van twee Europees Onderzoeksbevelen (EOB's) van de Belgische autoriteiten. Klager verzocht om teruggave van de inbeslaggenomen goederen, maar de rechtbank oordeelde dat klager niet-ontvankelijk was in zijn beklag omdat het klaagschrift niet tijdig was ingediend. Klager had het klaagschrift pas na de wettelijke termijn van veertien dagen ingediend, wat volgens de rechtbank niet verontschuldigbaar was. De rechtbank constateerde bovendien dat de wettelijke termijn van dertig dagen om tot een beschikking te komen was overschreden, maar dit had geen gevolgen voor de ontvankelijkheid van het beklag. De rechtbank verklaarde klager niet-ontvankelijk in zijn beklag, en deze beslissing werd uitgesproken in een openbare zitting.